Biekorf. Jaargang 33(1927)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Ons' Endeklokke ZOO noemen wij in onze stad het treurig klokkenklagen. Drie klanken zijn in 't lied bevat, drie klanken in vier slagen: een slag die smeekend opwaarts gaat en tot een zucht vermindert, een slag die in de diepten slaat en ruimte en ziel dóórzindert, en slag die tusschen beiden reikt en, weifelend, blijft beven, een slag die, stervend, neêrbezwijkt om, stervend, weêr te leven. En, stijgend, dalend, immer voort, dóór dag- en avondstonden, valt, binst een ure, 't doodsakkoord uit zwaargebronsde monden... O Endeklok, o eigen taal, bekend mij sedert jaren, [pagina 295] [p. 295] 'k begrijp uw' klanken van metaal alsof ze woorden waren en ja, hoe heerlijk 't lied ook zij van vreemde doodenklokken, niet één dat mij ontroert lijk gij en mijn gemoed kan schokken! Zoo dikwijls heb ik uw gesnik, als kind, reeds nageluisterd en, blikkend dan in Moeders blik, een schietgebed gefiuisterd, en toen, in huis, op 't blanke bed een lijk lag in ons' kamer, hebt gij mijn' ziele stukgeplet door 't bonken van uw' hamer! Zoo dikwijls heeft uw' wondre keel in mij de stem doen zingen van vrienden, ach zooveel, zooveel, die ééns uw' klanken vingen, lijk ik nu, en niet wisten, ach, noch dierven te vermoeden dat ook voor hen, in vollen dag, uw klokkenhert zou bloeden! Zoo dikwijls heb ik in de kerk geknield onder den toren, of neêrgebogen voor een zerk om dáár uw lied te hooren, uw groote lied in 't plechtig uur der Allerzielendagen toen in den grond van 't Vagevuur gij stort lijk regenvlagen!... Uw lied is droef, uw lied is goed, het doet de zielen rouwen en 't leven in den hellen gloed van 't ware licht beschouwen; ons bidden doet het voor de doôn als wij de doôn vergeten; ons strijden voor ons' eigen kroon met nauwbewaakt geweten; ons zingt het toe, tot lavenis, [pagina 296] [p. 296] dat de Endeklok van 't lijden 't begin en de eerste maatslag is van 't eeuwig klokverblijden!... Jos. Vanden Berghe. Vorige Volgende