aan. De man en de vrouw zullen niet in 't Rood Bloeisel gesmeten worden, en 't gaat al cm ter best in de Jungle. Is 't alzoo niet? En wij, wij peizen niet meer op der Mannen Gilde. Zij zullen vergeten geraken. Wacht nog een tijdeke.
- Waar is Hathi op weidegang vannacht?
- Waar dat hij 't goed vindt! Wie kan antwoord geven voor den Zwijger. Maar waarom? Wat is er dat Hathi kan uitvoeren en wij niet?
- Heet hem en zijn drie zoons naar hier te komen, bij mij.
- Ja maar,... oprecht, klein Broerke, 't is... 't en past ons niet te gaan zeggen ‘kom’ en ‘ga’ aan Hathi. Denk er om dat hij de meester is van de Jungle, en dat hij u, vooraleer de Mannen-Gilde den kijk uwer, oogen veranderde, een meester-spreuk van de Jungle geleerd heeft.
- Dat is al gelijk. Ik heb nu een meester-spreuk voor hem. Heet hem af te komen naar Mowgli, den Puid, en is 't dat hij u niet seffens verhoort, heet hem te komen om den wille van de verwoeste velden van Burthpore.
- ‘De verwoeste, velden van Burthpore’, en Bagheera herzei het twee drie keers om er zeker van te zijn. Ik ga; Hathi en kan maar kwaad zijn, als 't heel slecht gaat, en ik zou een jacht bij maneklaarte afstaan om een meester-spreuk te hooren die den Zwijger dwinge.
Hij trok op, en Mowgli was alleen en korf razend met zijn mes in de aarde. Mowgli had nog nooit van zijn leven menschenbloed gezien totdat hij had gezien, en - wat nog erger was voor hem - geroken het bloed van Messua op de veters die haar vastsnoerden. En Messua was goed geweest voor hem, en, voor zooveel als hij verstand had van liefde, hij wist dat hij Messua lief had zoo fel als hij de rest der menschen haatte. Maar al had hij een diepen walg voor hen, en hun geswatel, en hun wreedheid, en hun lafheid, toch zou hij voor niets van al wat de Jungle