een hoekske: stelde vragen en leerde de antwoorden; en wanneer hij niet meer voort en kon, 't was gezeid dat hij rechte zou staan, en Wantje wist seffens daaraan dat hij stropte en dat ze bijspringen moest. Ze riep dan luidop de volgende vrage, en Wijstje was ermee weere van deure.
In de leeringe wierd Wijstje den voorlaatsten gezet, maar hij schoof rap vooruit en gerocht al voren. - Wijstje, antwoordt gij een keer, zei de Pastor, als de anderen met hun mond vol tanden stonden. Wijstje sprong rechte lijk een vere, en hij rammelde de antwoorde uit als een snabberlabet... of een snebberdebelle zooals men elders zou zeggen. Ook op zijn eerste-communie zat hij de derde, tot groote eere van Wantje, en groote voldoening van moeder.
Wantje vaarde wel van moeder; als ze Wijstje van verre langs de zandstrate zag aangedraafd komen, met een paksken op zijn rugge vastegesnoerd, dan wist ze gauw hoe late dat 't was. Ze kwam in 't deuregat staan om hem af te wachten, dreefelde hem binnen in 't nevenplaatsjen, ontfutselde 't pakske, en ze haalde er met een gauwte een stulleke boter uit., een schiere scheutelvleesch of een knuistjen hespe, naarvolgens 'tgene dat moeder voor Wantje had meegezonden. Dan blonken heur oogskes, heur tongske smekte, en heur neuzeke krulde van klare voldaanheid.
- Heb ik nog een ziertje tijd, hunkerde Wijstje?
- Ja-je me Wijstje, loech Wantje, en zegt te noene tegen uw moeder, dat ze wel duizend keeren bedankt is.
- 'k Ga 't doen, beloofde Wijstje; en hij rispte weere weg, de deur uit, om langs de zandstrate met de maten nog wat te ravotselen, mooschen, klauwieren, tot dat Wantje heur kotje had te kante gedaan en het tijd wierd om 't schooltje te beginnen.
Dan riep en joeg ze heur bende brakken naarbinnen, en ze hield ze in den toom met een wisse.
- Ha! Er moet liefde bij zijn,... maar er moet