Biekorf. Jaargang 33
(1927)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
Onze Vicarii Capitularii onder 't SchrikbewindMGR. Brenart, 19e bisschop van Brugge, had zijn stad verlaten in 1794, bij den tweeden inval der Franschen. Hij vertrok over Venloo naar Anholt, waar hij den 26 october van het zelfde jaar in den Heer ontsliepGa naar voetnoot1). De leden van het kapitel van St Donaas, stelden vier vicarii capitularii aan: de ZZ. EE. HH. Petrus De Pauw, S.T.L., deken van het kapitel en vicaris generaal, Franciscus Jacobus De Gryse, S.T.L. vicaris generaal en aartsdiaken, Willibrordus Jooris, S.T.L., vicaris generaal en aartspriester, en Petrus Van Parys, penitencier (2 december 1794)Ga naar voetnoot2). Ondertusschen hadden de Franschen hier te lande cje wet van 7 fructidor V verkondigd. Volgens art. 25 dezer wet, was ieder priester verplicht: haat aan het koningdom en de regeeringloosheid, en ge- | |
[pagina 227]
| |
trouwheid aan de republiek en aan de grondwet van het jaar III te zweren. Ter gelegenheid van dezen eed kwam er oneenigheid onder de geestelijken; de groote meerderheid weigerde dien eed af te leggen, omdat een christen aan niemand haat mocht zweren; terwijl er enkele priesters dezen eed aflegden om hunne parochianen niet zonder herder te latenGa naar voetnoot1). Ieder canton moest de lijsten der beëedigde en der onbeëedigde priesters opmaken en naar het middenbestuur van het departement zenden. Dit laatste miek dan de twee volledige lijsten op en stuurde ze naar Parijs (12-16 nivose VI = 1-5 Januari 1798). Voor geheel ons departement waren er 150 beëedigde tegen 911 onbeëedigde priestersGa naar voetnoot2). Later na het uitbreken van den boerenkrijg in onze gewesten, werden al de onbeëedigde geestelijken in ballingschap gezonden naar Guyana, naar de eilanden Rhé en Oléron, alsook naar RochefortGa naar voetnoot3). Vele van die priesters verdoken zich. Deze boven de 60 jaar werden samen met de zieke opgesloten te Brugge in het seminarie, enkele ervan mochten in hunne gemeente blijven onder bewaking van het plaatselijk bestuurGa naar voetnoot4). In het vicariaat van het bisdom Brugge ontstond er ook oneenigheid aangaande den eed, de vicarissen De Pauw, Jooris en Matthys (Carolus, J.U.L. et S.T.B. die in de plaats van den overleden Kan. Van | |
[pagina 228]
| |
Parys gekozen was), alsook de secretaris Caytan weigerden, terwijl De Gryse den eed aflegdeGa naar voetnoot1). In de lijst der onbeëedigde geestelijken van het canton BruggeGa naar voetnoot2), vinden we: ‘De Pauw, Pierre, 71 ans, membre du Chapitre de St Donas, homme de grande influence sur le clergé et membre du vicariat.’ In een ander stuk lezen we nog: ‘De Pauw, n'a pas influencé le refus du serment activement, mais seulement par son exemple et la considération dont il jouit parmi ses inférieurs, du reste paisible’Ga naar voetnoot3). Over de andere Kan. vinden we: ‘Joris Willibrord, 53 ans, membre du Chapitre de St Donas, homme à grande influence sur le clergé.’ ‘Matthys Charles, 66 ans, membre du Chapitre de St Donas, homme d'esprit et a beaucoup d'influence.’ ‘Caytan Louis, 56 ans, membre du Chapitre de St Donas.’ In de lijst der beëedigdenGa naar voetnoot4) staat onder nr 17: ‘De Gryse Jean François, 56 ans, assermenté le 28 brumaire VIGa naar voetnoot5), Chanoine à St Donas à Bruges (Cy Devant Grand Vicaire et homme dangereux)’. De ZZ. EE. HH. De Pauw, Jooris, Matthys en Caytan werden verbannen door besluit van het Directorium te Parijs van 14 brumaire VII (4 november 1798). De Pauw en Matthys, die boven de 60 jaar waren, werden opgesloten in het seminarie den 19 pluviose VII (7 februari 1799). Jooris en Caytan bleven onvindbaar en De Gryse die vrij was, ging naar Oostcamp wonenGa naar voetnoot6). | |
[pagina 229]
| |
In een vertrouwelijken brief van 17 messidor VII (5 juli 1799) aan zijn ambtgenoot bij de strafrechtelijke rechtbank, schreef de commissaris bij het middenbestuur, dat vicaris De Pauw van uit zijn gevang geschreven had aan vicaris De Gryse, dat hij hem wegens zijn eed, alle geestelijke macht moest ontzeggen; hij gelastte hem ook aan alle beëedigde priesters te laten weten dat ze geen jurisdictio meer hadden. De Gryse had dit geschreven aan de twee beëedigde pastors van Oudenburg en Mariakerke. De commissaris van de rechtbank moest de papieren van De Pauw verzegelen en de zaak verder laten onderzoekenGa naar voetnoot1). Het onderzoek had plaats den 6 juli. De Pauw die samen met Jacobus Lietaert, pastor van St Pieters op den Dijk en Kan. Van Parys, op eene kamer woonde, werd opgesloten. Twee dagen later moest hij verschijnen voor de boetstraffelijke rechtbankGa naar voetnoot2). Op 21 messidor daarna (9 juli), schreef de commissaris van het middenbestuur aan den minister van politie, dat volgens de papieren gevonden in de kamer van De Pauw, deze laatste reeds aan verschillige beëedigde priesters geschreven had om hun alle geestelijke macht te ontnemen. Hij was ook in briefwisseling met de bisschoppen en priesters die uitgeweken waren. Er werd ook onderzocht wie van de bewakers als tusschenpersoon diende om de brieven buiten het seminarie te brengen. | |
[pagina 230]
| |
Tot slot stelde de commissaris voor, al de onbeëedigde priesters uit het seminarie naar Rijssel over te brengenGa naar voetnoot1). Op 28 messidor, zond de commissaris een nieuw verslag aan den minister. Eerst had men geloofd dat De Gryse, in zijn schrijven naar de pastors van Oudenburg en Mariakerke, gehandeld had uit gewetensknaging, maar zijn briefwisseling die men op het postkantoor te Brugge onderschept had, stelde hem in een ander daglicht. Het was opvallend dat De Gryse veel brieven uit het buitenland ontving. In een dezer brieven die bekleed was met den stempel van het fransche leger dat te Napels bezetting hield, vond men zijn smeekschrift aan den Paus, om zijn geestelijke macht terug te krijgen, hij verzaakte er aan den republikeinschen eed; daarbij was een rescript van het pauselijk hof dat hem zijn jurisdictio terug gaf. De Gryse stond dus in betrekking met Rome, door tusschenkomst van een of ander lid van het fransche leger te Napels. De commissaris had voorgesteld aan het middenbestuur van het departement, De Gryse voorloopig in hechtenis te nemen, maar dit was hem geweigerd omdat de vicaris ingeschreven stond bij de beëedigde geestelijken. De commissaris vroeg de noodige macht aan den minister om De Gryse te mogen vervolgenGa naar voetnoot2). Ik heb niet kunnen vinden hoe het verder met hem afgeloopen is. Op 19en juli moest De Pauw wederom voor de rechtbank verschijnen samen met Matthys. Den zelfden dag werd zijn meid ook aangehouden; ze was beschuldigd de brieven verzonden te hebbenGa naar voetnoot3). | |
[pagina 231]
| |
Vicaris De Pauw bleef voort opgesloten in het seminarie. Op 2 nivose VIII (23 december 1799), stelde het middenbestuur van het Leyedepartement twee geneesheeren aan, om hem en de andere priesters die hunne vrij1ating gevraagd hadden, te onderzoeken. Dit onderzoek greep plaats op 12 pluviose VIII (1 februari 1800); in het verslag ervan lezen we: ‘Pierre De Pauw, ex-chanoine, agé de 71 ans est affligé de la poitrine et d'adématie des extrémités inférieures a déclaré que, s'il recouvrait la liberté, il se retirerait à son domicile en cette commune, rue dite Zoutedik’Ga naar voetnoot1). Den 12en germinal daarna (2 april) vroeg hij nogmaals met veertien andere opgeslotene priesters, om vrij gelaten te worden, ze beriepen zich in hun smeekschrift op ‘la bienfaisante journée du 18 brumaire dernier’Ga naar voetnoot2). Omstreeks denzelfden tijd dat de afzwering van vicaris De Gryse aan het licht kwam, werd de secretaris van het vicariaat Caytan, die tot dan toe onvindbaar was gebleven, ontdekt. Hij zat verscholen in een huis waar 25-30 gewezen kloosterzusters samen woonden en er, zoo goed het ging, hun kloosterleven voortzetten. Deze gelegenheid nam de commissaris van het middenbestuur te baat, om aan den minister voor te stellen zulks te verbieden, alsook om de afschaffing der begijnhoven te bekomenGa naar voetnoot3). Z.E.H. Caytan, was 58 jaar en dus nog onderworpen aan de verbanning; daar hij ziek was, mocht hij te Brugge blijven in het seminarie. Het verslag der geneesheeren luidde als volgt: ‘affecté d'une | |
[pagina 232]
| |
bernie irréduetible, et paralitique du (sic) moitié de son corps, incapable d'être transporté sauf perdre la vie’Ga naar voetnoot1). Al de opgeslotene priesters werden op vierden April 1800 losgelatenGa naar voetnoot2). Met het concordaat, werden de bisdommen Brugge en Yperen afgeschaft en vormden met het bisdom Gent en enkele deelen van het bisdom Doornijk het nieuwe bisdom Gent, dat zich uitstrekte over de beide departementen der Leye en der Schelde (huidig West- en Oost-Vlaanderen). Het nieuwe bisdom, onder Mgr. de Beaumont werd verdeeld in drie distrikten: Gent, Yper en Brugge; aan het hoofd van ieder distrikt stond een vicaris generaal. De vicaris generaal te Brugge, was de Z.E.H. De Pauw. Toen Napoleon het apostolisch vicariaat van 's Hertogenbosch in een bisdom veranderde, wilde hij er Kan. De Pauw aan het hoofd stellen; hij riep hem naar Parijs waar hij echter op 19en september 1810 overleedGa naar voetnoot3). De Gryse stierf als pastor-deken van Caprycke, den 16 en april 1811. Jooris werd pastor van O.L.V. te Brugge en was tevens deken van de christenheid van Ghistel, hij overleed op 27en oogst 1807. Matthys, stierf als rustend priester in zijn geboortedorp Maldeghem, den 8en october 1807Ga naar voetnoot4). Over Caytan, vinden we in het Memoriale: ‘Am- | |
[pagina 233]
| |
plissimus Dnus Lud. Caytan obiit Brugis 3a Januarii 1813, aetatis 70. annorum in hospitali S. Julianii, in quod per undecim menses fuit occlusus, injuste et innocens, propter...’. Jos. De Smet. |
|