Om te weten wat Vlaamsch is.
Zoo zeiden we boven: 'n Verslaven we ons niet, om elke nieuwe zake te noemen, aan dezer zoogemeend-‘eigene’ name, telkens liefst uit 'n vreemde tale overgenomen. Bij vele menschen, nl. bij deze die jong zijn, dat gebruik van die ‘eigene’ woorden dat en is maar meest voor den uithang, en bij veel andere, 't is te zeggen oudere menschen, datzelfde gebruik 'n is maar dooreen om niet te schijnen achter te zijn bij die eersten. We 'n willen niet zeggen daardoor, dat dit alles althoope hooveerdij is; neen, dat gaat meest onbewust. Maar hoe 'n zou het niet allemaal vlaamscher en wezenlijk eigener klinken tusschen alle die Vlamingen, wilden ze hun eigene vakliên uithooren, en, bij voorkeur onder dezen, de oudsten? Door bevinding en lang onafhankelijk leven zijn die oudere vakliên gesteld om, min betooverd door 't nieuwe, alles meer gebruikmatig (dus ook eigenvlaamschmatig) te noemen. Van 't zoogezeid ‘nieuwe’, hoeveel 'n is er niet eigenlijk verre-vannieuwe: als ‘rayons en boulons, tirefonds, guidons, freins. éléments, accessoires, pince'n, coude'n’ enz., en als b.v. ooknog de namen die oorspronkelijk niets anders als hoofdboekstaven zijn, doch werkelijk van fransche gezegden ontnomen, als TSF. en meer andere?