Biekorf. Jaargang 33
(1927)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |
De oorlog in Dickebusch en omstreken
| |
[pagina 223]
| |
rooden rook. Wat zal wel gebeurd zijn: de krijgsliên vandaar, komen kerkwaarts gespoed met een kermenden man in hunne armen. 'k Spring bij: 't is Noyez, een Passchendaelenare, onder de puinen gerocht en zijn schouder verstuikt. 'k Loope toe naar het huis, herberg ‘De Zwane’ vanwaar dat ze uitkomende zijn... en dààr, uw bloed had verkropen, een bomme was in den keuken gevallen, en een wapengast kleermaker, gepakt op zijn werk, lag er nu met beide zijn beenen af; hij leefde nog, maar met een ijselijken trek op zijn wezen. Doef! een andere slag, eenige stappen vandaar, op 't hof van Gontier's: een bomme nevens den put drie mannen dood en verminkt, verschillende andere gekwetst. Weer en weer bommen voort, bij de Melkerij nu: de gevel van 't peerdstal is in, en een put in den steenvloerden voorhof. Andere bommen, al 't Hallebastwaard, tot voort in den avond. Dooden en gekwetsten zijn ter Melkerij naar den verpleegstand gedaan. Hebbe Hennekin berecht, en de krijgslui bezocht maar dezen waren àl van een ander geloove. Al bommen geweest van 150 meterduizendsten ieder. Veel volk is dien avond gevlucht, onder ander mijn zuster. Ben dan ook slapen-gebleven beneden. 'k Hoore dat 't ook heeft gestoven te Vlamertinghe. 28n Woensdag. De nacht was beter, doch met volle geschot van weerskanten; meest op', al Boesinghe. In den nacht is de verpleegstand uit de Melkerij, waarvan de geneesliên te Cannaert's lagen, verhuisd. Weinig volk 's morgens in de kerke. De twee vijfden van Plaatse zijn weg; te lande is nog iedereen thuis. Vlamertinghe heeft er vreeselijk van gehad, en is bijna heel verlaten. 't Dorp wordt voort besmeten nog heel den namiddag E.H. Vinck, kapelaan, zorgt er voor 't geestelijke en is er thuis op den Brandhoek. Van legervolkswege weinig op Plaatste, meest allen te boere in schuilen en timmers, en veel in den grond onder dea blooten hemel. | |
[pagina 224]
| |
In den avond 't verergert, doch weer op Vlamertinghe, geweldiger dan ooit. Hier niet. Niettemin, meer dan één grachtendelver is heden achtergebleven. En wat nu ook ineens zal gedaan zijn, is 't uitdeelen der melk, voor de kinders bestemd: doordien, dat de Zuster die de melk moest bereiden gevlucht is, en ten anderen daarbij dat er toch niemand nog 'n durft komen naar Plaatse om die melk thuis te halen. ('t Vervolgt). [A.V.W.] |
|