Een opwerpinge.
Van een jongen vriend van me, krijg ik even de volgende vermaninge. ‘Taalreiniging, zegt hij, zooveel als U wil; maar toch, in echt-wetenschappelijke werken, zegt hij, zijn we verplicht de algemeen-aanveerde woorden, deze die in alle talen in zwang zijn, aan te nemen!’...
Ons Lieve-Heer zou hem daarop geantwoord hebben: ‘Vriendschap, weet-je dat bij Uzelf, of weet-je dat van een ander? De te, an de alio aliquo?’ Hei? 't Is allicht van een ander. We hebben dat trouwens-al zoo dikwijls-gehoord.
Maar 'k vrage mij af eerst, of die verplichting eigenlijk waar is? Wie een echt-wetenschappelijk werk levert, m.a.w. wie waarlijk de wetenschap een stap, een ‘nieuwen’ stap doet vooruitzetten, meen-je dat hij omdenwil van een woord door de andere echte geleerden verstooten zal worden? Hijzélf doopt zijn werk, dàt is 't recht.
En verder dan, die mannen die zoo inzitten met die allerlandsche wetenschappelijke woorden,... van honderd die me daarover reeds hunne bekommernis meedeelden, 'k en weet er, in de dertig jaar nu dat ik die opwerping hoore, 'k en weet er geen twee, waarachtig geen twee, die werkelijk de wetenschap voorthielpen... maar 'k weet er op diezelfde honderd wel acht-en-negentig, die al hun kostelijk gepraat stout mochten uitspreken in reine vlaamsche tale, zonder te moeten eenigszins vreezen dat Noor of Deen, of Griek of Spanjaard, of Fransch- of Duitsch- of Engelschman iets bij het niet-verstaan hunner wetenschap gingen verliezen. Grootendeels allegaar uitstuiksels, Vriend. Die Vlamingen willen hunne onwetendheid duiken; nog erger, hunnen onwil verbloemen. Tegen één hunner woorden dat naar wetenschap riekt, smijten ze er tienduizend uit die aan wetenschap vreemd zijn. Ze steken dat ééne vooruit, en willen meegaande de ander duizende erdoorblauwen. Is het immers voor de wetenschap b.v., dat de dagbladen dingen stellen als: ‘'n droevig rapaille; accuraat in futiliteiten; grondelooze inanileit; in het sousterrain [recht zoo] van het huis; een inspecteur [van politiè] ('t zijn nu al inspecteurs de schabeletters); of: dat zou een hevig verzet ontmoeten; hij vraagt instruktiën aan zijne regeering; de laatstgeborene der sociale hervormingen dringt zich gebiedend op aan de aandacht der openbare machten; welk een Beatisme!’? 't Is toch te belachelijk!
Gelukkiglijk, mijn jonge vriend is er zelve van overtuigd. 't Mag toch niet te verre gaan, zegt hij, tot zelfs in een