achter het groen lijk het licht van een vuurtoren dat afgesneden wordt twintig m>jlen ver in zee; totdat de oogen neerkeken, en het zware hoofd medeboog dieper en dieper, en dat de roode rasp van zijn tong schuurde over Mowgli's wrijf.
- Broeder Broeder-Broeder! vezelde Mowgli, en streelde gestadig en zacht langs zijn nek en breeden rug: Houd-je, houd-je! 't Is de schuld van den nacht, 't is de uwe niet!
- Het waren de nachtgeuren, zei Bagheera berouwvol. Deze lucht roept luide naar mij. Maar hoe weet gij dat?
Natuurlijk hangt de lucht rond een Indisch dorp vol met allerhande geuren; en voor gelijk welk schepsel dat bijna al zijn gewaarwordingen opneemt langs z'n neus, zijn geuren zoo vervoerend als muziek of brandewijn voor menschen. Mowgli liefkoosde de panter nog een poos, en daar lag hij neer lijk een kat voor een vuur, met zijn pooten opgeplooid onder zijn lijf, en zijn oogen op een spleet.
- Gij zijt van de Jungle, en niét van de Jungle, zegde Bagheera eindelijk. Ik ben maar een zwarte panter, maar ik zie u geerne, Broerke.
- Zij hebben lang werk met hun vertelling onder den boom, sprak Mowgli zonder te letten op de laatste woorden. Buldeo zal véél verteld hebben. Zij moeten allichte komen om de vrouw ert haar man te slepen uit de trape en ze in het Rood Bloeisel te steken. Zij zullen de valle gesprongen vinden. Ho! ho!
- Wacht, luistert, zei Bagheera. De koorts is nu uit mijn bloed. Laat ze daar mij vinden. Weinig zullen hun huis nog verlaten, nadat ze mij gewaar geworden zijn. Het is de eerste maal niet dat ik in een kooi zal zitten; en 'k en geloof niet dat ze met koorden mij zullen binden.
- Zie dan dat gij 't wel doet, zei Mowgli al lachen; want hij voelde dat hij zoo roekeloos werd als de panter, die de hut binnengegleden was.
- Phh! blies Bagheera, dit kot stinkt hier naar