De oorlog in Dickebusch en omstreken
(Vervolg van bl. 61).
1916 Zaterdag, 24n in Grasmaand. Nog geheel den nacht voort, zelfde schrikkelijk gebommel; doch lijk entwat-op naar Zonnebeke en Zillebeke. In den dag een versussinge; maar met den-achter-den-vieren wederom alle geweld. De Duitschen willen, en willlen, en moeten Ypersteê binnen Ze rukken weer aan. De Engelschen laten ze te Boesinghe komen over de vaart, en dan vallen er op, vagende of vangende àl die aan dèzen kant zijn. 't Was eendelijk bloedig voor beiden. Te Poperinghe dezen morgen alleen, zijn 1500 engelsche gekwetsten binnengebracht.
Dàt toch hadden de Duitschen nu voren, dat ze op het ingewonnen veld, hunne schietstukken weer nader opstellen konden; en vantoenaf gaven ze 't hem op de eenige stad van ons land die nog ongeschonden gebleven was, Poperinghe. Poperinghe was ten anderen geworden een keerstand voor heel het Engelsch bedrijf. Reeds dezen morgen vlogen een tiental bommen erop Nog geen groote; die schâ deden, ook niet; maar de schrik onder 't volk was uitnemend: en de vluchttijd begon. De Poperingsche vlucht 'n strekte nooit verre nochtans, iet of wat achterwaard slechts, op Poperinghe-buiten tot tegen S. Jan ter Biezen.
Te Yper, zegt men, brandt de S.-Pieterskerke. Een duitsche vlieger wordt nedergekletst al Voormezeelewaard door hier-het geschot van Comyn's. Na halfdag, een zworm van krijgsvolk, drom op drom, aldoor Poperinghe, Westoutre, Ouderdom, Vlamertinghe, misschien wel een 25000 man, waaronder zeerveel engelsche ruiterij, van de eerste die hier komt, Sperevolk. Ook Hindoes, al den Ouderdom meest, ‘Slunsemannen’ zeggen de menschen op het zien van hun