de hut. Lijk hij bij 't venster kwam, voelde hij een druk op zijn voet.
- Moeder Wolf zegde hij, want die tong kende hij maar al te wel, wat doet gij hier?
- Ik hoorde mijn kinders in 't woud zingen, en ik volgde 't kind dat ik liefst zag. Puidejongske, ik verlang die vrouw te zien, die u melk gaf, zei moeder Wolf, geheel nat van den dauw.
- Zij hebben haar gebonden en willen haar dooden. Ik heb die riemen doorgesnêen, en nu gaat zij met haar man door de Jungle.
- Ik wil ook volgen. Ik ben wel oud maar nog niet tandeloos.
Moeder Wolf stond reent op haar achterpooten, en wierp een blik door 't venster in het duistere van de hut. Een stonde daarna viel ze weer lijze neer, en zei niets anders als:
- 't Was van mij dat gij uw eerste melk kreegt; maar Bagheera spreekt de waarheid: Man keert op 't einde terug naar Man.
- 't Kan zijn, zei Mowgli, en hij keek heel verdrietig; maar vannacht ben ik ver van dat spoor af. Wacht hier, maar maak dat ze u niet zie.
- Gij waart nooit schuw voor mij, Puideke, zei Moeder Wolf, en ze trok achteruit in 't hoog gers, en koos daar behendig een schuilhoekske.
- En nu, zei Mowgli blij te moede, en met een zwong was hij weer in de hut, nu zitten ze allemaal rond Buldeo, die neerstig vertelt van wat er niet gebeurd is. Als zijn vertelling uit is, ze zeggen dat ze dan in alle geval naar hier zullen komen met het Rood Bloeisel - met vuur, wil ik zeggen, - en u beiden verbranden. En dan?
- Ik heb mijn man gesproken, zei Messua. Kaniwara is op een dertig mijlen van hier, maar te Kaniwara kunnen wij de Engelschen vinden.
- En tot welkeen gilde behooren die? vroeg Mowgli.
- Dat weet ik niet. 't Zijn witten, en men zegt