- | En waar light dat? |
- | In 't Buckstraatje, Mijnheere... |
- | Hei?... De getuigen! riep de ‘Zuze’. |
En de getuigen moesten komen, en ze getuigden dat 't waar was.
En inderdaad. Het Buckstraatje is schoone te zien op de uitteekeninge van Brugge door Marcus Gheeraert; het was lijk de steert van de Witteleertouwersstrate, dewelke immers danig versmalde daar waar zij uitliep in de Scharestrate, voordezen ten Hoye. Zijn name van Buckstraatje heeft het waarschijnlijk gekregen van ‘Thouchuys ghenaemt Den Buck’ (zooals aangewezen staat ter ‘noordzyde’ van Ten Hoye en ter ‘oostzyde van de Witteledertauwerstrate’ in Les Reg. des Zestendeelen... 1580 door L. Gilliodts-v. 8. - Ann. Soc. Em. 1893, bd. XLIII, bl. 119). In dat hoekhuis was 't dat toevallig onze Jan wonende was. Omtrent het jaar '80 werd dat huis afgebroken om anders herbouwd te worden: en thalven den zijdgevel (dus al den kant van de Witteleertouwersstrate) heeft men daar vinden zitten, zonder dat 't boven deur of dagraam was, maar op die hoogte toch, een zwarten bloksteen, metende een voet op een voet-of-twee, en waarop dooduitgesleten een ‘buk’, staande gekapt, stond.
Jan De Buck is nu dood, en den Buck is weg, en 't Buckstraatje mede, en veel van 't oud Brugge is erachter.
* * *
En daarvandoende, van dien Buck, weet men hoe Gezellezaliger las S.P.Q.B.? Aan iemand die vroeg wat dat beteekende, antwoordde hij: de oude Bruggelingen wilden daarmee zeggen
Slappe Poorters Queecken Bucken.
(Gehoord van Hr K.d.F.)
L.D.W.