Biekorf. Jaargang 33
(1927)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdO. Lieve Vrouw van West-RoosebekeMen weet dat Onze Lieve Vrouw van West-Roosebeke nog al dikwijls genoemd wordt in de oude kronieken en de historieboeken. Bovendien bezit zij sedert 1854 een kleene maar boeiende geschiedenisse, geschrevan door wijlen Eerw. Heer Josef Maes, toenmaals pastor te Roosebeke. Julius Vuylsteke loech zeifs met dat klein boeksken en met dien braven pastor, omdat hij er in had durven zetten, sprekende van den veldslag van 1382, dat ‘dezen grooten en wonderbaren zegeprael door de bescherming van God en door de voorspraek Zijner H. Moeder behaelt wierd, tot eere en glorie van den graef en den Koning van Frankrijk en tot behoudenisse van het land’. Die Gentsche schrijver vond het wát al te kras, dat de Vlamingen van vandage nog steeds O.L. Vrouw gaan bedanken naar Roosebeke, omdat Zij de begiftigster was geweest van een der grootste rampen die Vlaanderen ooit was komen teisteren. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||
Met een eerste opzien baart zulks inderdaad verwonderinge; maar als men den maatschappelijken en politieken toestand van Vlaanderen in de 14e eeuwe kent - en Vuylsteke kende hem beter dan gelijk wie -, dan kan men daarover veel min verbaasd zijn. 't Was de partij van den graaf van Vlaanderen, van zijn schoonzoon den hertog van Bourgondië, en van den Koning van Frankrijk, die O.L. Vrouw bedankte. Zij hadden de zege behaald en schreven ze toe aan de tusschenkomst der Moeder Gods. En die partij was sterk en machtig. Wie moet erover verwonderd staan, als het volk dan, - of hoorde 't zelfs toe aan een ander partij, - eens de macht van O.L. Vrouw vernomen hebbende, ook de bedevaart doet, om andere gunsten te bekomen? In 1923 kwam er een nieuwe geschiedenisse van O.L. Vrouw van Roosebeke in de wereld, dezen keer (zonder 't boekske van Pastor Maes te willen verminderen) nog beter gelukt. Pater Dedier, een Roosebeeknare, geloof ik, herstudeerde geheel de historie van Roosebeke, en zijn boekske is een klein meesterstukske in zijnen aard. 't Is ten eerste veel rijker aan bijzonderheden, en 't steunt gewoonlijk op ernstige bronnen. 't Volgende nu zijn eenige aanvullingskens. * * * West-Roosebeke stond vroeger gekend onder den naam van Droog Roosebeke, Roesebeke le see; en de veldslag heet in de papieren van den tijd zelve, ‘den grooten wych te droegenroesbeke’.Ga naar voetnoot(1) In 1299 moest die benaming al bestaan, want ik lees in La FlandreGa naar eind(2): ‘Domino Johe Hamer pbo. de Droghe Rosebeke’, misschien een pastor van aldaar, die in de lijste van bl. 99 van Dedier's werk aan den kop zou moeten staan. Waarom droog Roosebeke? Dat 'n weet ik niet. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||
Maar moest Roosebeke een drooggeleide plekke zijn, te midden van vijvers en moerassen, 't zou overeenkomen met mijn gissingen. Daar hebt ge trouwens nog de drooge vijvers, en rond Roosebeke spreekt alles van water, dammen en doolagen. Ik vind in de oude perkamenten, meldinge van den hersdamplas (wat schoon woord!), den moerbusch, den vyverdam, de vervallen vyver, den onze lieve vrauwviver, en verder Nieuwkerke-waart den quaden vyver, de craeye viver, de collieviver en den dulfverynckvyver. En langs den anderen kant hebt ge Capelle ten poele. Dat is echter allemaal kost voor toponymisten en taalgeleerden. * * *
Pater Dedier houdt staande, en bewijst eenigzins, dat reeds in 1382 het beeld van Roosebeke aanzien was als vermaard. Hij heeft gelijk, en 'k ben gelukkig dit punt met nog een nieuwe schoore te kunnen ondersteunen. Ik leze in de Rekeningen der Stad Gent, over 1382, fo 260: ‘It. Willem d'Otter van I paerde dat hi verloes tonser vrauwen van Roesebeke, III l. X s.’ * * *
Het hoofdstuk over de Gilden van O.L.V. van Roosebeke is rijk gedocumenteerd. Ik weet er enkel bij te voegen, dat de oudste gemeenterekening van Roosebeke te Brugge in het Staatsarchief berust, dat zij van 1585 is en spreekt van de Gulde-broers van Staden, in den Roosebeek-Ommeganek. * * *
Doch hier is wat nieuws. In het archief van Rijsel bewaart men hedendaags nog een testament van Koning Karel VI, in 1392 opgemaakt, en bij hetwelk die eigenaardige mensch aan de Kerke van Roosebeke in Vlaanderen, een rente toekent van 250 pond, om aldaar 'n kapelletje te stichten. Is dat geen onomstootelijk bewijs, dat Karel, die als kind, in 1382, den veldtocht naar Roosebeke meêgemaakt hadde, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||
O.L. Vrouwe van Roosebeke zal willen bedanken hebben over de weldaden welke hij aldaar door Hare voorspraak bekomen had? Wij weten dat Karel VI, tijdens den slag van Roosebeke nog maar 14 jaar oud en was. ‘'n Spaart niemand, zei Artevelde, uitgenomen den Koning alleen. Hij is nog een kind. Wij zullen hem naar Gent voeren en Vlaamsch leeren’. Pastor Maes zegt uitdrukkelijk dat de processie van Roosebeke te danken is aan Philips van Bourgondie, en ik geloof het vast. Ik weet dat Philips de hevigste Clementist is geweest uit zijn tijd, die wel godsdienstig was, doch zijn leven lang gezocht heeft om b.v. door dergelijke stichtingen de Vlamingen beter te stemmen ten opzichte van den paus van Avignon. Wist er iemand, dat de strijders te Roosebeke, op den Goudberg, de kleuren van de beide pauzen droegen? De Vlamingen droegen een rood kruis op de borst; en de Franschen droegen er een wit en geel, zooals nu nog de pauselijke kleuren zijnGa naar voetnoot1). In die tijden en onder de grooten van dien tijd vooral, waren de godsdienstige gevoelens veelal vermengd met politieke. Dat spel en is, ten anderen, nog niet geheel uit. Welaan wie zal het onmogelijk heeten, dat de bedevaart naar | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||
Roosebeke ten deele misschien zou kunnen ingesteld zijn geweest, met het gedacht van de feesten in Kortrijk te doen vergeten, die sinds 1302 alle jaren, tot hoon en spot der Walen, gevierd werdenGa naar voetnoot1)? Men weet genoeg dat de Guldensporenslag op 11 Juli plaats greep. In Vlaanderen en vooral te Kortrijk herdacht men jaarlijks die groote overwinninge; waarna op Sinte-Madeleenefeeste (22 Juli), het Potje Madeleene. Enwel, wij mogen vooral niet uit het oog verliezen, dat de bedevaart der Bruggelingen naar O.L. Vrouw van Roosebeke juist op den Zondag vóór Sint Madeleene viel. De Brugsche Roosebekers en waren daardoor nog niet genoeg uitgerust van hun reize naar den Goudberg, om zoo kort daarop Potje Madeleene te gaan vieren: er was alzoo reeds zooveel man afgetrokken van Kortrijk! * * * In onze verzameling van oude papieren en zeldzaamheden hebben wij een zeventiendeeuwschen spelwijzer zitten in Hs., ongelukkiglijk onvolledig, maar in betrekking met Roosebeek-ommegank. Het is voorzeker een eenige oorkonde, die daarom wel verdient overgedrukt te worden. Ziehier: | |||||||||||||||||||||||||
Eerste Vertooningh1en Uytganck. D'Alderheylighste Maeghet Maria zittende in eenen Troon || verschiert met Roosen wordt van vier Enghelen aenbeden, || ghelooft ende ghedanckt voor de menigvuldighe mirakelen, || die zij ghedaen heeft ende noch | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||
daeghelicx es doende, In de || Prochie van Roose-beke. 2n Uytganck Den nyt ende ketterie soecken alle middel || met den duyvel om te doen versmaden d'aenroepinghe || van de H. Moeder Godts tol Roose-beke. 3n Uytganck 't Ghelovel Hope ende Liefde stellen hun || teghen den Nyt, Ketterie ende den Duyvel, || en jaeghen dese drie vyanden van de Moeder Godts || naer den afgront der hellen. | |||||||||||||||||||||||||
2e Vertooningh1n Uytganck D'heylige Moeder Godts claeght over den || ellendighen staet van de menschen, die haeren dienst || ende eere zyn versmaedende ende belooft hulpe in alle || noot te doen aen de gene die haer devotelick zyn || dienende ende aenroepende. 2n Uytganck Die van Borborgh, Meenen, Langhemarck, Staden || en Passchendaele betoonen danckbaerheyt ende || geven lof over da weldaeden ontfanghen van || Onse Lieve Vrauwe tot Roosebeke. 3n Uytganck Een herderinne brillen vercoopende vertoont hoe || dat een yder in deese ysere eeuwe es ghebrilt. Finis
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||
Eerste vertoogh1n Uytganck.
D'heylighe Maria zittende in een kroon met roozen met vier Enghelen.
Maria.
Ick die ben die coninghin' van. Hemel en' van Aerde
En die als moeder maecht Godt mynen schepper baerde,
Tot troost en groote vreughdt van 't menschelick gheslacht
Waerdoor uyt slaeverny des Duvels zyn ghebracht
Hier Adams kindren al: alsdan is my ghegheven
Dat Ick als Moeder Godts ben Moeder van het leven,
Ben Moeder van het Licht, ben Moeder van de Deught.
Ben Moeder van al 't goedt, en van des Hemels vreught.
Het groot Drievuldigh-Een heeft my begaeft met joonste,
Dat Ick daer my belieft hier neemen mach myn woonste,
Dus boven plaetsen veel in 't woeste-wilde-velt
Van Roosebeek heb ik myn woonste oock ghestelt
Om daer te zyn ghedient, om daer te zyn ghepresen,
Ten eynd' Ick door myn Soon behulpsaem wel magh wesen
Al die ghebrecklick zyn, met pyn en smert bevaen.
Dus christenen komt hier, roept uwe Moeder aen:
Zy zal U doen bystant als Toevlucht der sondaeren
En zal voor 's duyvels list uw 'siele wel bewaeren.
1n Enghel.
Der Enghlen Coningin O! Moeder ende Maeghdt,
Eerweerdich geestlick vat, schoon Roose die behaeght,
Den Godt van Israël. O! Roose zonder dooren
O! Lely suiver maeght, waeruyt Godt is ghebooren,
Wy buyghen al te zaem voor U altyt de knien
En, bidden dat men mach in Roosebeke zien
Verbreyden Uwen dienst. O! Moeder doet geschieden
Dat daeruyt allen twist en' haet en nyt mach vlieden.
2n Enghel.
Maria Moeder Godts, die door verborghen kracht
Uw daeden wonderlick hier veel hebt voortsghebracht,
Waer door dat zyn verlost veel menschen van ghebreken
En waer door es vermaert dit dorp van Roosebeke,
Waer Ghy van 't Christen Volck gheviert wort en gheëert
O! Bruydt des heyligh Gheest, uw' minzaam hoogh ghekeert
Op 't Roozebeeksche volck, aenhoordt doch onze beede,
Ach! Jaeght daer uyt den nydt en stelletal in vreede.
3n Enghel.
...... ['t Ovenge ontbreekt].
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||
Naar onze bescheiden meening, zijn die dubbele zinspeling op haat en nijd en dat gebed naar vrede in betrekking met het feit, welke Pater Dedier, op bl. 72Ga naar voetnoot1) vertelt, maar niet geheel uiteenlegt. Graaf Antoon Claudius van Carnin, wiens wapens wel degelijk op het bedevaartsvaantje van Roosebeke staan, werd te Staden op de dorpsplaats, den 23 Oogst 1651, door zijnen leenman, Jan van de Casteele, heer van Wankaerde, verraderlijk vermoord. Antoon Claudius van Carnin was burggraaf van Wain, heer van Lagnicourt, Bantozel, Moorslede, Staden, Roosebeke, enz. Men kan licht peinzen welke groote ontroering de moord op den heer van Roosebeke zelf zal verwerkt hebben onder de Roosebeeknaars. Ten andere, die moord was verre en naar bekend en besproken. De moordenaar verdook hem een heel jaar lang te Brugge, deed drie jaar gevang te Mechelen en werd eindelijk, in 't jaar 1655, bij gunstbrief van den koning van Spanje, in genade hersteld, na eene boete van 6000 gulden, te hebben betaald aan Leonora van Spiere, de weduwe, die vrouwe van Moorslede was. M.-J. Van den Weghe. |
|