Biekorf. Jaargang 33
(1927)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Duinenabdij en het Driutiuscollege te Leuven.Ga naar voetnoot(1)HET Driutiuscollege te Leuven bezat vanaf zijn | |
[pagina 66]
| |
stichtingGa naar voetnoot1) een rentebrief van 4 pond grooten 's jaars, den penning zestien, ten laste van de DuinenabdîjGa naar voetnoot2). Sedert de beroerten en de verwoesting der abdij (1578) werd de rente niet meer uitbetaald. Den 15 Januari 1587 werd, in het Duinhuis te Brugge, tusschen Remigius (Mauritszoon) Driutius, in naam van zijn broeder Jacobus, president van het Driutiuscollege, en den abt van Duinen een overeenkomst gesloten waarbij deze laatste zich verbond de vervallen acht jaren rente binnen de vier volgende jaren uit te betalen. De abt. Vanden Berghe deed een eerste betaling van 12 p gr.Ga naar voetnoot3) maar het bleef bij deze tot in 1599; in die jaren was de geldelijke toestand der abdij alleszins zeer ellendigGa naar voetnoot4). In 1598 eischt Jacob Driutius, president van het college, betaling van het achterstallige rentegeld, te weten: over negentien jaren beginnende Lichtmis 1577Ga naar eind5). Hij maakt daartoe een proces aanhangig vóór D. Arnold Kynhouts, abt van S. Gertrudis te Leuven en ‘conservateur vande privilegien’ der Universiteit. De abt van Duinen zond eerst een vertoog waarin hij vooral steunde op de onwettigheid der proceduur, daar de Cisterciënzers enkel aan de rechtsmacht van hun eigen oversten en van 't Hof te Rome onderworpen | |
[pagina 67]
| |
waren. Dit stuk verwekte voorzeker geen gunstige stemming bij den schuldeischer. Doch de abt Vanden Berghe wilde beslist d.e zaak vereffenen. Den 28 April 1598 zendt hij Joos Baltyn, pensionnaris der stad en kastelnij van Veurne, als zijn zaakgelastigde naar Leuven om een akkoord met Driutius te treffen. In de lange onderrichting die hij aan den pensionnaris medegeeft, wijst de abt op den jammerlijken toestand van klooster en domeinen sedert de verwoesting; het akkoord van 1587 werd hem persoonlijk, in hopelooze omstandigheden, afgeperst en is van rechtswege ongeldig aangezien de toestemming van het convent ontbreekt; sedert. werd door 's Konings Plakkaten algemeen uitstel van betaling toegestaan en daarbij hebben meestalle schuldeischers der abdij de helft. - en sommige meer dan de helft - der achterstallige rentegelden kwijtgescholden. Daarom vraagt de abt dat Driutius hem insgelijks de helft van de gevorderde 19 jaren zou kwijtschelden. Den 26 Januari 1599 wordt, te Mechelen, door een vriendschappelijk akkoord tusschen Driutius en Baltyn, aan het proces een einde gesteld. Jacob Driutius ‘int regard van de placcaete, last geplubliciert upde moderatie ende tquytschelt van dierghelycke verloopene renten, metgaders vande notable ende onsprekelicke verlyese van goede by syne voorseyde Eerweerdicheyt ghedoocht binnen dese troubelen’ verleent kwijtschelding van zeven jaar; de overige twaalf jaren moeten betaald worden: in gereed geld de som van 100 gulden, het overige - zijnde 31 pond 6 sc. 8 gr. vlaamsch - zal betaald worden in tweemaal nl. op de eerstvolgende S. Jansmis en Baafsmis. Dit akkoord werd aanstonds ten uitvoer gebracht: twee dagen later betaalde Joos Baltyn de bedoelde 100 gulden in handen van Driutius. In 1675 werd de rentebrief door familieleden van Driutius verkocht aan den prior der Predikheeren te Brugge: de abt van Duinen deed alsdan zijn recht van naarheid gelden om zelf den rentebrief van den Prior af te koopen en aldus voorgoed die schuld te vernietigen. A. Viaene. |
|