land. En daarom onderander werden de geboortemaren gewijzigd, zoodanig dat ge er b.v. te lezen kreegt dat het laatstgeboren boontje... het zooveelste was; en dit nieuws bovendien werd gedraaid meer-gemoedelijk om er niet enkel bloo'-nieuws maar medeen lijk-een opwekking van te maken. Daar waar in de dagbladen tevoren stond: ‘Mr et Mme de T. font part de la naissanee d'un fils’. werd gezet nu: ‘... ont le plaisir de faire part...’ of ‘... sont heureux d'annoncer la naissance de leur fille’. Waarna, nog gemoedelijker, kwam: ‘Mr et Mme Ch. ont le plaisir d' annoncer la naissanee de leur second enfant’, ‘... de leur douzième enfant’. Waarna eindelijk, de gemoedelijkheid zelve: ‘Pierre, Jean, Jacques, André, Marie, Madeleine, Charlotte et Thérèse de F. sont heureux d'annoncer la naissance de leur petit frère Etienne!’ Dàt... was de krieke! Nu! Nu zou de jonge Vlaming dit achterdoen, b.v. moedertje van hierboven, die toen in Frankrijk verbleef. Dit was immurs wat nieuws, toch in 't Vlaamsch! Dus van niemand gekend, en dus schoon. En vandaar ‘Lotje en Trezetje bovenvermeld, zoo blij omdat zij de gelukkige geboorte mochten melden van hun broertje’!...
De ‘gelukkige’ geboorte! Wat weten Lotje en Trezetje van wanneer een geboorte gelukkig is! 't Opstel wilde kinderlijk zijn, en 't en was 't niet!
Komt! Toe! Naar den aard is dat allemaal niet van ons volk. Hier in Vlaanderen zouden Vader en Moeder vrij en vrank de eersten geweest zijn om ‘blijde’ te zijn; en zij zelve, die ouders, zouden mij dat hebben vermond, dewijl ik enkel die ouders en niet hunne kinderen kenne. De kinders bij ons mogen Goddank er nog zijn, ze zijn er liever gekomen dan elders, in Frankrijk b.v., maar hier behooren ‘jongens’ op hun plekke te blijven, en groote menschen onder malkander te laten.
Anders-verkwikkend was daarentegen de mare, op zijn G.G. 's, welke weleer in Biek. (1894, V, 292)