Biekorf. Jaargang 33
(1927)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
naar den groenen lentetop
waar de zonnestralen branden!
't Is nog verre, maar heb moed,
sneller varen reeds de dagen,
span uw' krachten, schoor den voet
en stap toe dóór wind en vlagen!
Och, wat maakt het dat uw' schoen'
nat of stijf staan van den regen,
dat uw' wang en handen bloên
van den hagel langs de wegen,
dat de stormen dòòr u slaan
en uw kleed aan flarden scheuren,
dat uw' oogen duister staan
onder 't mistig wintertreuren,
dat uw' hairen, lijk 't geboomt'
van de brokken ijzel leken,
dat de winters, ongetoomd,
hunnen aftocht op u wreken;
ja, wat maakt u al die pijn,
al dit beulen, al dit boeten,
zult gij morgen dààr niet zijn,
hoog dààr, en de zonne groeten?...
Neen toch, kleine dompelaar,
gij zult vallen thalverwege;
land en luchten maakt gij klaar,
andren plukken ééns uw' zege;
andren, broedermaanden al,
zullen, op uw' graf gezeten,
hoog dààr, 't lage winterdal
en uw' slachting gauw vergeten
en de menschen, met gezang,
en gepint met bloemenkransen,
zullen, weken maanden lang,
rond de Zomervorsten dansen
en verwenschen d'armen dwerg
die, met zijne milde dagen,
't opgaan naar den Zonneberg
van de Vorsten dierf... vertragen.
Roeselare, 1927. Jos. Vanden Berghe. |
|