Tu quoque Davidsfonds?
Dat oude brave Davidsfonds ‘voor Godsdienst Taal en Vaderland’, verzoekt ons iets mede te deelen van een opstelstrijd-aanstaande om een wetenschappelijk werk van uiteendoening of ‘vulgarisatie’, op de ‘Monumenteele Kunst’ of Grootkunst in het Vlaamsche land.
Die mededeeling wierd geren gedaan, maar... in fransch ‘nederlandsch’ zooals ze daar voortkomt, en dat vanwege 't Davidsfonds? Neen dat niet! In Biekorf? Neen, voor ons hoofd niet!
U wenschen wij heil, Davidsfonds, en moed en lang leven, en, in 't bezonder, nog te kunnen veel deugd doen; maar... onderander veel deugd aan de taal. Alleszins: 'n helpt toch onze taal niet nog erger verbasteren; anders ge werktet voor de dood onzer taal. 'n Laat, uit uw naam, geen onvlaamschheden stellen: - spraakkunstige onvlaamschheden, als b.v. ‘het eigendom (in den zin van eigendomsrecht). volledige eigendom (voor vollen eigendom), iets in te zenden aan ZEerw. Heer Dingen’; - taalkunstige onvlaamschheden als ‘dat er wordt gewenscht (= on désire), de stijl komt in aanmerking (= entre en considération), te gepaster ure (= en temps opportun), zal bekend gemaakt worden langs de pers (= par la voie de la presse); - eindelijk nog woordkunstige onvlaamschheden, in ieder zin een, welke gewis niet altijd vermijdbaar en zijn, maar het dikwijls toch zijn.
Davidsfonds, Uwe Heeren Berekkers en Boekers 'n zullen het nu, hopen we, niet kwalijk opnemen dat we zoo stoutmoedig dit zeggen. Doch ze zullen, om hen schoone te maken. antwoorden dat ze-zij uit den tijd zijn toen men nog-niet behoorlijk het ‘nederlandsch’ aanleerde; maar zegt hun daarop: dat dit al lichtewel ten minste 20 jaar leên is, en dat ze in 20 jaar, met allendage één dingetje te leeren, t.t.z. één klein wetje uit ons tale (allendage binst den tijd van nog-geen ‘Onze Vader’ lezens), zij reeds 7300 van die dingskes zouden bijgeleerd hebben, 'n ging het niet genoeg zijn? En zegt nog daarbij dat, 20 jaar geleden, als