Biekorf. Jaargang 32
(1926)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 268]
| |
Mochten zijne stam en kroon
nimmer mij tot brandhout strekken,
maar, als plankwerk van mijn troon,
eeuwig mij het hoofd bedekken!
Mocht intusschen hij, dààr hoog,
hergeplant zijn lijk beneden,
als getuige vóór Gods Oog
van wat vroomheid in 't verleden!
En de nieuwe boom? Zal blad,
bloesems hij en vruchten dragen,
zoet zijn, zuur of dor zijn, wat?
Raadselvraag der Nieuwjaarsdagen!
Zoet geheim! Want wist ons hert
wat de takken zullen geven,
dubbel ware ons iedre smert,
eerst in 't vreezen, dan 't beleven.
Doch waarom van vrees gewaagd
als de boom het werk van God is,
en te zeegnen wat hij draagt
ons een plicht en een genot is?
Weze nu de vrucht nog zuur
die in 't jaar we nutten moeten,
komt de Heer, te goeder uur,
steeds de nasmaak niet verzoeten?
Dank dus, Jesus, om de plant
van den donkren Nieuwjaarsmorgen,
'k neem ze, biddend, uit Uw Hand
met haar' vreugden en haar' zorgen.
'k Neem ze met het vast gedacht
stam en kroon onder Uw' hoede,
op te kweeken tot een' pracht
U ter eer en 't volk ten goede.
| |
[pagina 269]
| |
Zòò, verhoop ik, zal 't gewas,
lijk het oude, stervend leven,
als, gelijk het gistren was,
't nieuwe jaar ook zal begeven.
Roeselare 1926. Jos. Vanden Berghe. |
|