| |
| |
Briefjes tegen de eerste soldatenlichting in het Leyedepartement (october 1798)
DEZE briefjes bevatten meestal uitdrukkingen die we tegenwoordig als onbetamelijk zouden aanzien, maar toen nam niemand aanstoot daaraan; in de letterkunde uit dien tijd worden dergelijke uitdrukkingen gedurig herhaald, een teeken dat de ‘conversatie’ uit die dagen ook in de ‘salons’ diep gezonken lagGa naar voetnoot(1).
Deze briefjes zijn allen met de hand geschreven.
a) Briefje aangeplakt te Brugge op 23 vendémiaire VII (14 october 1798).
‘Liberté Egalité Leugens,
| |
| |
Want noit en heeft men meer gedwongen geweest als nu.
Borgers, waerheyt, noit heeft de republique beter naem kunnen aennemen als den naem van borger, want sy en betaelen niemant;
Wy en zyn, niet van jntentie
Van te gaen vechten voor de ConventieGa naar voetnoot(1)
Wy gaen liever met een strop
De Conventie hangen op
En daer naer de municipaelenGa naar voetnoot(2)
Zullen wy gaen haelen
Met hun dienaers,
En gaen [= zien?] of ider man,
Voor syn selven vechten kan.
Willen sy zyn cloucke knechten,
Zy moeten voor hun selven vechten;
Zy hebben het geldt en de goede daegen
Zy konnen zelve hun leven waegen.
Voorts men laet aen een jder weten
Als dat Bonaparte met syn geheele vlote heeft
Adieu natie
[geschetenGa naar voetnoot(3).
Gy syt in den duyvels gratie.
Ik ben 21 jaer, maer de natie kan zelve gaen.
Elk segt het voorts’.
b) Briefje gevonden te Wervik op 24 vendémiaire VII (15 october 1798).
‘Sa broeders van ons land, wilt gylieden aen het oud verbond houden van ons geloove, sa staet standvastig, en spaert nog vleesch nog bloed van de fransche natie, want soo gylieden dit niet en
| |
| |
doet, dat gy u zal overgeven aen de fransche wetten, men zal u vermoorden en verbranden in u woonplaetze; sa vivat den keyser FranciscusGa naar voetnoot(1), voor u storten wy den lesten dreupel van ons bloed’.
c) Het volgende werd op de deur van den commissaris der regeering te Wervik geplakt op 26 vendémiaire VII (17 october 1798)Ga naar voetnoot(2).
‘Hier wond een BrabasongGa naar voetnoot(3), dat sonder reputatie,
Ja een Gods-lasteraer, een schelme sonder gratie.
Syn wy gemigereertGa naar voetnoot(4) en tracht hy naer ons bloed,
Wy migereerenGa naar voetnoot(5) hem, en tgonne hij ons doet
Sal wezen ook gedaen: Wee u gy goddeloozen
Ja schelmen syn het oock die u tot staet verkosenGa naar voetnoot(6).
Uw leven lyt gevaer, tis een natuer gebodt
Die een ander verderft, verdient het selve lot.
Wee commissaris wee, schoon dat wy moeten dolen,
U onluck, lieven vriend, die is voor u verholen.
Send maer u mousenGa naar voetnoot(7) uyt, dit voordeel word u [kleen,
In u ovaerdenGa naar voetnoot(8) staet raeckt gy in het geween’.
d) Briefjes rondgestrooid te Brugge op 1 brumaire VII (22 october 1798).
‘Schelms, dieven, moordenaers,
Indien gl: niet ophoudt van de requisitionnairen
| |
| |
te roepenGa naar voetnoot(1) om hun te laten inschryven, wy syn met vyfduysent gewaependt om ons tegen U te stellen en tot den lesten man te waegen.
Lang leve den keyser maer sterve de fransche regeringhe’.
‘Deugnieten, dieven, bloetsuypers van vaders en moeders, kinders, ik segge het u voor de eerste en voor de leste mael of u noch eens u vervloeckte muyle zal durven open doen, om te spreken van de requisitie, of niet, of wy zullen daer ander middel in schaffen.
Lieve jonckheden hebt goede courage, en zyt eendragtigh, wy zyn al met ses duysent gewaepende mannen in de stadt, zonder de landslieden.
Wy blyven in afwachtinge om u te verwagten, wy zyn gereedt’.
‘Medegezellen, den eersten die hem op den..... begeven sal, alwanneer hy geroepen word, die van de requisitie is, die sal er den slagoffer van wesen, want wy alreede met vierduysent ses hondert sonder de boeren gewaepent syn, om, indien de jonckheden sullen geforceert worden van op te trekken, om tegen onse verdruckers te stellen, de welke ons nu vier jaeren onder den naem van vryheyt onder hunne slavernie gehouden hebben’.
e) Hier volgt een schimpschrift tegen de nationale wachten die uit het Noorderdepartement ter hulp gekomen waren om de rust te helpen herstellen. Ze waren zoo slecht bewapend dat de adjunkt generaal Latour er op 4 brumaire geene 200 durfde afstaan om den gendarmerieluitenant Languelbert te ondersteunen die met tien gandarmen eene groote afdeeling opstandelingen moest gaan uiteenslaan, de officier kreeg dan versterking van tien huzarenGa naar voetnoot(2).
| |
| |
Uit het briefje blijkt dat de nationale wachten armtierig gekleed waren en samengesteld uit oudere mannen.
‘Vlaemingen zyt gylieden niet geluckig, uwe borgers lussepaelenGa naar voetnoot(1) siende dat de brussche vryheyd in gevaer was, hebbende tot hun secours versogt de wel uyt gesogste troupen uyt Ryssel voorsien van schoone presenten bestaende in weege luysen, plat luysen, crack luysen, vloien met 32 pooten, die zy voor de brugsche borgers mede gebroght hebben; ziet de goedjonstigheyd der vransche borgers, daerom tont ook uwe wederjonste, ziet hoe derlyk zy gestelt zyn, ongeplumt gelyk de cokut, etc., etc.
Men laet eenider weeten dat de lussepaele teydGa naar voetnoot(2) settedagGa naar voetnoot(3) sal houden op saterdag naest komende van ten twee heure nae middag tot den ses heuren snaevenGa naar voetnoot(4) omt te ontfangen alle de houde cauwsen en schoen of kloffen die de bermertige borgers hun gelieven te vraegen, voorders die ook voorzien is van sligt haesevellen met de pooten, als ook keune velleken, honde vellen en kattevellen om hun aen te doen van dezen winter, want zy tegen geen kaude en konnen; verders versoek alle de perrequirsGa naar voetnoot(5), van alle hunne houde perruken in te draegen vermits de rysselsche borgers jusectGa naar voetnoot(6) zyn aen canteirensGa naar voetnoot(7) door hunne jongheyd. Zyt voorsigntig brugsche borgers, dat gy met die mannen geen wagt en doet om de
| |
| |
lussepaelen hunne persoonen en gestoelen goede te bewaeren, wagt u wel of men slaet u dood’.
Staatsarchief Brugge archives modernes, liasses, 2e série, nr 8135.
Jos. De Smet.
|
-
voetnoot(1)
-
Conventie: nationale vergadering van Frankrijk, die zetelde van 21 september 1792 tot 24 october 1795. Zij schafte het koningschap af, riep de republiek uit en stemde de eerste grondwet.
-
voetnoot(2)
-
Municipaelen: leden van het gemeentebestuur; zie boven, blz. 183, nota 2.
-
voetnoot(3)
- De vloot waarmede Bonaparte naar Egypte gegaan was werd op 1en Oogst 1798 vernield bij Aboukir door den engelschen admiraal Nelson.
-
voetnoot(2)
- Over de bevoegdheid van den commissaris der regeering, vgl. boven, blz. 183, nota 2.
-
voetnoot(3)
-
Brabasong: vervorming van Brabançon (Brabander); zoo heette men de partijgangers van de Brabantsche omwenteling. (Deze omwenteling brak uit in 1789 ten gevolge van de hervormingen van Jozef II).
-
voetnoot(4)
-
Gemigereert, naar het fransche werkwoord émigrer = uitwijken. De uitwijkelingen (zie blz. 172, nota 3) werden overal opgezocht (zie zes verzen verder: schoon dat wy moeten dolen).
-
voetnoot(5)
-
Wy migereeren hem - wij doen hem uitwijken.
-
voetnoot(6)
- Dit vers beduidt: het zijn schelmen die u tot openbaar ambtenaar verkozen hebben.
-
voetnoot(7)
-
Mousen: zeer waarschijnlijk van het fransch: moucher, mouchard. Vgl. DBo op 't w. “mousen”, “mouser”.
-
voetnoot(1)
-
Requisitie = soldatenlichting. Requisitionnairen = jongens die tot den soldatendienst opgeroepen zijn.
-
voetnoot(1)
-
Lussepaelen = municipaelen: de leden van liet stadsbestuur.
-
voetnoot(2)
-
Lussepaele teyd = municipaliteit: stadsbestuur.
-
voetnoot(5)
-
Perrequirs = perruquiers. Nog in de volkstaal.
-
voetnoot(6)
-
Jusect = sujet à: onderhevig aan. Brugsche uitspraak van ‘sujet’.
-
voetnoot(7)
-
Canteiren: brugsch woord voor verkoudheid. (Vgl. DBo).
|