Biekorf. Jaargang 32
(1926)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 255]
| |
boeken mochten uitgeleend worden; zelfs kent men er voorbeelden van, dat de armarius of boekbewaarder onder eed te beloven had, nooit eenig boek uit de verzameling te nemen om het aan lieden van buiten het klooster mede te deelen. De poena excommunicationis was de gewone bekrachtiging van dit verbod. Toch gebeurde 't wel een zeldzamen keer, dat iemand - een geestelijke, een geleerde of een monnik uit eene stamverwante abdij - een werk uit de kloosterboekerij niet ontberen kon, en dat uitleening toen wel eene noodzakelijkheid werd. In dat geval moest de ontleener een aanzienlijk pand verschaffen, hetzij in geld, in kostbaarheden of in zilveren of gouden vaatwerk. Dit geschiedde nog in den loop der XVe eeuw in fransche kloostergemeenten. Voorbeelden van uitleeningen aan bijzonderen, ook zonder pand, waren ons tot dusver niet bekend. Edoch, in eene lijst van allerlei bescheiden, als pauselijke bullen, verdragen, rentebrieven, kwijtschriften, enz., rakende het klooster der Karthuizers van Sint-Kruis bij Brugge, opgemaakt omstreeks 1345, en die niet in het Cartularium konden opgenomen worden, welke deze lijst voorafgaat, lezen wij de volgende vermeldingen: ‘Eene lettre van Jan van deunsen monec van ghent eenen bouc heift van ons S. summam virtutem also langhe als hi leven zal.’ ‘Item de lettre van meestre pietre niet prochipape van Moerkerke van eenen decrete die hi van ons heift te zinen live.’ ‘Item van onsen kelecke ende antiphonare die wi hebben gheleent onsen huus te doorneke.’ Zoo werden dus boeken uitgeleend voor den geheelen leeftijd van den ontleener, en zonder dat er van eenigerhande waarborg gesproken werd. De boeken, die wij daareven noemden, zijn niet van aard om onze belangstelling bijzonder gaande te maken, - wel integendeel de volgende uittreksels: ‘Item een lettre van onsen vlaemschen speghel, | |
[pagina 256]
| |
die heeft Roeghaer, van ruden’ (Na 1345; en ook geschrapt, toen het boek teruggegeven werd). (Fol. 11 ro, Cart. Chartr. Brug.). ‘Item de lettre van Willeme zeghers van onsen speghele ystoriale jn vlaemsche die hi heift van ons te zinen live.’ De naam van Willem Zeghers werd, in dezelfde hand, doorgehaald en vervangen door dien van pieter bonnine van den damme. (Fol. 11 ro, Cart. Chartr. Brug.). Deze twee aanteekeningen uit een zelfden tijd laten ons vermoeden dat het klooster der Karthuizers van buiten Brugge over twee exemplaren van den Spieghel historiael beschikte. Was dat uitleenen van boeken dan eene gewoonte bij de Karthuizers, en mag niet het vermoeden geuit worden, dat ook de eerste leenbibliotheken in de kloosters ontstonden? Wie zal 't zeggen? K.d.F. |
|