Biekorf. Jaargang 32(1926)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende De Advent De dagen zijn dáár van de zalige droomen waarop de Gerechte uit de wolken zal komen! Een tijdje gewacht nog, geboet en gebeên, wij zijn reeds den purpren Advent ingetreên! De dagen, met wintersche stilte beladen, zijn rouwig-getint lijk de priestergewaden; ze gaan, lijk 't Officie, hun' tastenden gang en neuriën betrouwvol 't Verwachtingsgezang. Ze vragen elkander met bevende woorden èn of ze geen harp of schalmeie nog hoorden, èn of ze niet merkten, heel ver nog, heel ver, het weemlen van kudden of ergens een ster. Zij zagen, zij hoorden nog niets in 't geluchte, geen straal nog, geen vonke, geen snarengeruchte... Volherdende gaan zij toch immer vooruit en zingen hun' liedren nu brandend en luid. Zij weten het vast uit den mond der Profeten, zij hebben het vast telken jare geweten, en nimmer en heeft hun' verwachting gefaald, dat éénmaal toch 't Woord uit de Hemelen daalt. [pagina 252] [p. 252] En waarlijk 't gebeurde! In het kortste der uren ontwaarden zij, hoog dáár, het scheemren van vuren en zagen op wolken, met sneeuw overlaân, onhoorbaar naar 't Oosten veel' lammeren gaan. Ze wendden hun' blikken van hoog naar beneden en vonden de wereld in blijde gebeden, de kinderen, zingend, om groen in het bosch, de kerken getooid en de klokken reeds los. Ze voelden 't, de dagen, 't Rorate moest zwijgen, de sterre was dáár, het Adeste zou stijgen en Kerstdag, hun Broeder zoolange beloofd, verscheen in hun midden, de kroon op het hoofd! Koeselare 1926. Ga naar voetnootJos. voetnootJos. Vanden Berghe. Vorige Volgende