't Staan twee groote schietstukken in de hage bij Doom's, dewelke dezen namiddag maar-helderop vuurgaven.
Ben eens gaan-wandelen tot over den Vijver. Is het aldaar toch verschameld! 't Weet àl van den oorlog, van brand en van bommen. En niemand meer thuis daar, uitgeweerd Petrus Leroy en Desmet Polydoor. Men ziet er zeer-wel onze naaste reke grachten, langs den ouden weg van Yper op Kemmel.
In den avond wederom gewerengeweld.
Sedert zaterdag hebben we vanher dagelijks den bode, een vluchteling uit Waasten. Alzoo weten we weer van de wereld, en kunnen we alledage een dagblad benaderen.
14n. Woensdag. Behalve op Hallebast een beetje gebom, niemendalle van erg's.
15n. Donderdag. Ten elven van den nacht, een goê stonde lang, hevig geschot met groote en kleine levenmakers. De vijand heeft de voorste grachtreke van de Engelschen doen springen, dat 't vreeselijk plofte. Maar-weinig dooden, doch velen gekwetst: wel 70 zijn ten hulpstande hier binnengebracht.
Anders een heerlijk schoon-weder.
Daar zijn nog Franschen toegekomen, toewaard naar Poperinghe.
('t Vervolgt).
[A.V.W.]