De duinmeikever
WAT een vreugde 'n brengt de blijde Meimaand in de jongenswereld niet wanneer de ‘meulenaars’ uitkomen!
't Is kostelijk om zien hoe die jongens met hun glundere oogen de gevangen kevers bebroeien, en ze volgens kleur en groote in bakkertjes, keuninkjes enz. onderscheiden.
De folklore van 't binnenland kent enkel den meikever, maar in de folklore van de zeekust speelt een andere mooie kever zijn rol: de duinmeikever, de duinekees (ee = zachtl. e).
Tweemaal 's jaars kunnen de knapen hier prettige kevers over hun handjes laten krieuwelen of aan een draadje laten ronken, in Meie de meulenaars, in Juni de duinekezen.
Deze prachtige schildvleugelige, wiens vraatzuchtige larve in 't duinezand woont, is merkelijk grooter dan de meikever: beestjes van vier cm. zijn bij verre na niet zeldzaam.
Zijn dekschilden zijn zwart tot bruinachtig, met vele onregelmatige witte tot geelachtige vlekjes bestippeld.
Overigens is 't een meulenaar in 't groot.
En zot dat de jongens er naar zijn!
Ja, ze spelen daar liever mee dan met meikevers, omdat hun bespikkeld kleed de kinderoogen meer streelt en vooral omdat ze bij 't vastnemen een eigenaardig piepend geluid laten hooren, iets als: kees, kees, kees.
Daarvoor heeft de volksmond den duinmeikever ‘kees of duunekees’ gedoopt, terwijl zijn wetenschappelijke naam ‘Polyphylla fullo’ luidt ttz. ‘de dichtbestippelde volderskever’ (le hanneton foulon).
Samen met zijn verwanten: meikever en mestkever (een prachtige donkerblauwe en goudglanzende kever gemeen in de duinen) behoort hij tot het gesibbe van de bladsprietige kevers (Lamellicornia).
Ei! hoe mooi die rillende voelsprieten. als bladen van een boek! Hoe aanlokkelijk voor kinderoogen de vliegveerdige kever die zijn bladsprieten waaiervormig ontvouwt!
Hun fijnspeurende blikken hebben den jongens geleerd naar deze voelsprieten het geslacht te onderscheiden: de grootste en de bewegelijkste duiden de mannetjes aan, de kleinere en meer knotsvormige de wijfjes.
Is dat wetenschappelijk juist? Inderdaad: bij de mannelijke kezen is de knots aan de voelhoorntjes grooter dan bij de wijfjes. Ook bevat ze meer blaadjes.
Evenals de meikever moet de kees ronken en trekken.