Biekorf. Jaargang 32
(1926)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZwarte kobbeInsidiatur in abscondito. (Harpzang 9-31). Zwarte kobbe, naakte boosheid,
zonde in d'oogen,
walg voor 't hert,
schrikgedrochte dat alom den
toegang naar zijn
huis verspert. -
- Zwarte kobbe! -
Naar dien burcht, waar zonder torens,
zonder moteGa naar voetnoot(2) of waterwal,
sterkte rust op looze lagen,
niemand die daar binnen zal. -
- Niemand, niemand. -
Daar 'n zie 'k het
sterrebeeld niet, dat
glinsterend in de struiken gloeit,
noch dat spannend
wit geblomte,
binst den nacht op 't gers gegroeid. -
- Beeld noch blomme. -
Maar ne sluipgang, donkere koker,
waar de wreedheid, vastberaân,
| |
[pagina 200]
| |
glarioogend en verlangend,
met de Dood op wacht komt staan. -
- Wilde sluipgang! -
Galgebrokke, schaamtevrij, on-
deugend in uw
slim bedrog,
dat al welven onder 't wandwit,
broos blijft en zoo
machtig toch. -
- Onder 't wandwit. -
O zoo machtig voor uw macht, die
machteloos wordt, en machteloos roert,
als ge buiten draad en dreve
't wandelen van uw herte voert. -
- 't Machteloos wandelen. -
Levend waar ge
't leven uitstroopt,
waar ge 't schuldeloos bloed uitzuigt,
waar ge bijtend
zonder tanden,
keeuwelend uw vergif uitspuigt. -
- Botte boosheid! -
Ofval nog van twee geraamten,
overschot van rooverswerk,
allenthenen speur van aanslag,
in 't bestoven worstelperk. -
Speur van aanslag. -
Vleugelvliezen, zochte zeilen,
waar de lucht zijn
pracht op hing,
afgescheurd, bedorven goed nu,
weefsel waar de
glans verging. -
- Bibberend weefsel! -
Zwarte kobbe, zwarte grijplust,
| |
[pagina 201]
| |
spiedend spook, half-in half-uit,
horken doet ge naar den reeuwzang
van dat naderend zoemgeluid. -
- Horken doet ge. -
Reeuwzang, 't slingerend
't zomerlied, dat
schaverdeinend in de vreugd,
't roepend riesterendGa naar voetnoot(1)
weggaan wordt, van
onbedachte levensjeugd. -
- Riesterend weggaan! -
't Schicht alonder, 't zwaait alboven,
en uw vingers tintelen al,
daar waar 't winkelend daverend zotzijn,
doodgebunseld, zwijgen zal. -
- Doodgebunseld! -
Versche vangste, versch gewelddoen!...
o 't verrast en
blinkend lijf!...
draaiende klosse, spoedig omsponnen
onder 't pootelend
moordbedrijf. -
- Draaiende klosse! -
Heft u weg, schabouwelijk ondier,
nu of nooit!... de mate is vol;
uit mijn oogen met uw misdaad,
tot in 't diepste van uw hol!
- Uit mijn oogen! -
Moordenaarshol, waarin
de zonne
nooit e leekske licht 'n giet,
blijft daar, kobbe,
bijt en zwabbeltGa naar voetnoot(2)
| |
[pagina 202]
| |
waar geen schepsel u 'n ziet. -
- Blijft daar, blijft daar! -
O verslindt uw eigen gift nu,
waar ge 't schoon zoo leelijk maakt,
en' veroorboortGa naar voetnoot(1) 't vrijzijn dat g'hier
onmeêdoogend hebt geschaakt. -
- 't Roerloos vrijzijn! -
Peuzelt, peuzelt aan de Dood, en
toogt uw macht daar
op dat lijk,
o gij duistere webvorstinne,
't al beheerschend
in uw rijk. -
- Toogt uw macht daar! -
Sluimert, en verwerktGa naar voetnoot(2) uw maaltijd,
daar waar list uw schande schoort;...
Wee! o wee!... bij 't nuchterworden,
wenscht, beraamt g' èn nieuwe moord;
- Zwarte kobbe! -
Nieuwcappelle. A. Mervillie |
|