Biekorf. Jaargang 32(1926)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 194] [p. 194] Oktoberrozen Schaamle beiers, schaamle keten, schamel kruiske van mijn God, Paternoster vaak vergeten en door dwazen soms bespot, waart Ge schaamler duizend keeren, om uw vrome lofgebeên zou ik dieper U vereeren dan al 't goud en de edelsteen'! O ik voel het toch zoo treffend, als Gij door mijn vingers glijdt, dat Ge, troostend en verheffend, meer dan hout en koper zijt; 'k voel dat Uw' gewijde keten mijne ziel aan Jesus boeit en Uw beiers uitversleten rozen zijn waar troost in bloeit! 't Zij Gij spreekt van 't bitter Lijden of van Vreugde of Zegepraal, immer komt Ge diep verblijden mij met Uw' mysterietaall en 't komt steeds mijn hert verzoeten als ik, na den langen dag, Onze Vaders, Wees-gegroeten in het kerkje bidden mag. Zalig dáár. bij 't lampgeflonker, druppelt de genadedauw en ik fluister in het donker, zoetjes, met Ons' Lieve Vrouw... 't Is dan of in Hare Kroone iedre stille Wees-gegroet eene roze, schittrend-schoone, mij tot zegen bloeien doet. [pagina 195] [p. 195] Rozen zijn het, vijftig rozen, brengend mij, met 's Hemels lach, ruste na den rusteloozen diepberoerden arbeidsdag; rozen al vol balsemgeuren, rozen al lijk sneeuw zoo blank, zingend, zelfs wanneer ze treuren, eenen wondren zegezang. Zang van vroomheid in het leven, zang van redding voor de doôn, waarin reeds de klanken beven van de harpen rond Gods troon; zang van vrede als stormen woeden, zang van bijstand in den nood, zang van troost als wonden bloeden, zang van leven in den dood! Als ik ziek of oud zal wezen en mijn ooge, zonder glans, dolend in een boek zal lezen, Gij zult blijven, Rozenkrans! Blijven zult Gij in mijn' handen, doodgesteven in mijn' mond, in mijn' kroon als sterren branden, uitgemijterd in den grond! Roeselare 1926. Jos. Vanden Berghe. Vorige Volgende