Biekorf. Jaargang 32

[p. 117]

De oorlog in Dickebusch en omstreken
(Vervolg van bl. 93).

1915. Dinsdag, 30ⁿ in Lentemaand. In den voornoen bommen aan den Hallebast.

Op onze ellendige streek is sedert eenige maanden hier doende een liefdewerk geheeten (‘Aide Civil Belge’) Belgschemenschen's Hulpe. Daar zijn in: zeer veel voortreffelijke Vrouwen en Jonkvrouwen meest uit den hoogen stand van het Land, en ook menige engelsche Heeren en Jonkvrouwen; allen bereid om voor onze-menschen-hier, als 't entwaar in iets noodig is, er hun schouder onder te steken Bijna al die engelsche Heeren zijn van 't liefdegenootschap der Quakers, en noemen hen de ‘S. John's Society’; ze gaan gekleed als engelsche krijgsoverheden. Sterk zijn ze ingericht. De Koninginne der Belgen is eerevoorzitster, Gravinne van den Steen de Jehay voorzitster, en de Gravinne van Ursel ondervoorzitster. Dat werk bestaat op zijn eigen, buiten alle Leger- en Landbestuur; en, doet voort met hetgene dat 't krijgt meest van Engelschen, Amerikaners, Belgen en Franschen.

Als 't moet zijn, zal S. John's Society heur ook ten dienste van 't Leger houden, en gekwetsten ver voeren - zoo ze lange reeds doet voor 't fransch Leger. - Doch hun doel-hier nu is bezonderlijk en alleen het strekevolk bij te staan.

Hun eerste werk is: voor de zieken te zorgen. Daarom richtten zij de groote gasthuizen in, van Poperinghe (s. Elisabeth's), van Yper ('t H. Hertenhuis), van s. Ommars en Montreuil: allemaal voor typhuszieken. Daar hebben ze verscheiden geneeslieden. Hunne gróóte doening alhier was te Poperinghe; thans hebben ze nog bijhuizen nader van den Slag. Alzoo een met de Zomermaand tewege te Dickebusch: ook met geneesheeren; en deze geneesheeren zullen voornieten de zieken verplegen, overal waar ze daartoe gaan verzocht worden, meest op de gevaarlijkste

[p. 118]

hoeken, immer nochtans zonder te willen aan de inlandsche genezers de steekte doen. Vinden ze iemand waarvan de kwale rapelijk is, ze voeren hem gasthuiswaard, anders bezorgen ze hem thuis. Derwijze hebben ze veel menschen geholpen te Dickebusch, Vlamertinghe, Kemmel, enz. 't Is ook deze mannen die ons den typhus ‘gezet’ hebben. Ook nog bij hen moog'-je geldeloos pakjes afhalen om daarmee 't eene en 't ander te ontsmetten.

Een tweede werk is de troost der armen. Ze laten melk uitdeelen voor aan-de kleine kinders, ook cacao; en ze staan de moeders ter hulpe die een kind moeten voeden. Ze bezorgen nog kleederen, en nogal. Hebben b.v. aan sommige kantenwerksters garen gegeven.

Een derde werk is de ‘Schoolkolonien’ of Leergaarden. Buiten alle bemoeiinge van iets van het Land, hebben zij hun eigene leergaarden, waar ten anderen de kleinen, uitgeweerd wat uitzonderinge, ook niet-kwalijk geweest zijn.

Vandage heb ik te mijnent gehad twee heeren van deze ‘S. John's Society’, om te vragen van hier ook een stand te mogen inrichten, trouwens ter uitdeelinge van melk voor de kinderen en kloekte voor de moeders. Alles is geschikt nu. De melkbestellinge zal geschieden te J. Lauwyck's in de herberg ‘Het Hoekje’, nl. door zijn zuster-kloosterlinge, aldaar gevlucht, en die alles zal gereed doen. Aanstonds zet ik uit, op zoek achter behoeftige kinderen van beneên de twee jaar, en vind er een-en-veertig. De melk zal komen alledage van 't hof van C. Allaeys, geleverd aan 0. 25 fr. de kanne.

Woensdag, 31ⁿ. Heden, eerste uitdeelinge van melk.

In den voornoene komt een gansche rij of compagnie vóór den Staf in gelid staan, en drie mannen eruit worden door den schaarheer of divisie-generaal vereeremerkt. Een schareheer, zie en verneem ik, draagt een rooden band aan den arm, een tochtheer of brigade-generaal een blauwen.

[p. 119]

Ten twee'n, leeringe voor de kinders ter bereidinge van hunne paaschbiecht en nuttinge. 't Zijn er 150 aanwezig; waarna de biecht.

('t Vervolgt).

[A.V.W.]