Om te weten wat Vlaamsch is.
Wie helpt er eens den aard, en de keus, en het werk, en de voorwaarden van de verschillende ‘mee-’ en ‘ophalige’ woorden uit de volkstale rapen?
Van de meehalige b.v., om dezen keer maar-van deze alleene te spreken? Vanbovenop gezeid, deze zijn van aardswege een of meer woordekens, voornaamwoorden, voorvoegsels, werkwoorden, samengestelde grepen van woorden, enz.; woorden of wendingen spraakkunstig van gelijkwelk gehalte; en anders met wèl een eigen taalkundige beteekenis; in 't geval echter waar ze meehalig gebruikt staan, schijnen ze aan hun onafhankelijk bestaan of gewicht te verzaken, en worden in de uitspraak eer overgebonden (‘medegehaald’ zeggen wij) naar 't volgende woord ter wiens omdoezelinge van uitdrukking of zin ze worden gebezigd.
Hierboven ‘maar-’ in ‘maar-van deze alleene’ is een voorbeeld; in ‘al-hemel-en-groen’ ‘we gaan gaan-zien’ heb'-je er nog. Het volk gebruikt er zoovele. De schoolvossen geen... Dus vlaamsch! En achter te doen.