Biekorf. Jaargang 32
(1926)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 89]
| |
De klokken nooden
tot gebed, en
zij blijft doof en stom,
De klokken manen
voor de straf, en
zij 'n roekt erom.
De klokken klagen
en de wereld
grijnst om hunne klacht.
De klokken weenen
en de wereld
schimpt en schaterlacht.
De klokken treuren
en de wereld
boelt al wulpschgezind,
De klokken dreigen
en de wereld
slaat het in de wind;
De klokken zwijgen
en de wereld
in een vreugdenkrans,
De klokken valien
en de wereld
danst heur doodendans.
GYP. |
|