't Wordt wreed.
In een franschtalig blad staat een uittreksel uit een vlaamsche kunstbeoordeelinge gemaakt door H. Cayman. Alzoo:
‘Haakman [de schilder] grijpt dadelijk naar het diepste kernwezen der dingen, legt hun cosmische potentiaal bloot, situeert ze in het absolute en omringt het geheel met de intuitief-aangevoelde totaliteit van alle atmospheerwaarden. Hij schildert de zee, hij schildert het woud en geeft aan beiden den ontstellenden ademgang van het wilde en ruimteloos heelal. Romantisch-ongeordende natuur-aanvoeling in impressionistische kleurverschijning, maar fel bestand tegenover elke beperkende classificatie; de grootste stuwing van Haakman's nerveusen en toch breed-gerythmeerden kleurenslag haakt met Pratische zekerheid naar de essentie, naar het universeele der dingen. Hier vindt deze norsche romantieker, die aan Artan herinnert, het contact met de synhetische doelstelling van Pernieke's coloriet. Doen we afstand van ons constructivistisch criterium? Och kom, geen questie van! Ook het constructieve is slechts middel om het onnoembare het goddelijke te benaderen: “Alles vergängliche ist nur ein Gleichnis.” Wat zouden we van het eeresaluut weigeren aan een straks zeventigjarige, een der grooten uit de heroïsche stormersbent van het impressionisme, die, naar de wijze van zijn tijd, het eeuwigheidsverlangen van zijn geslacht, in vaak Bethoveniaansche kleurharmonien heeft bestendigd?
“Das Unzulängliche, hier wird's Ereignis, das unbeschreifliche. hier ist's getan...” Haakman's kunst ademt genialiteit van het hoogste gehalte’.
En het fransch blad heet zulk een tale: ‘du francoflamand’! Het en kan 't niet beter... heeten. Of 't doet nog: aan 't vuur!
Brom.