Biekorf. Jaargang 32(1926)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Lichtmisse! Het wintert nog en toch, is 't 't herte dat, geprangd, naar lentevreugd verlangt? Of is het waarheid dat langs weg en binnenpad een versche reuke stijgt, en 't land gedaante krijgt? Neen, dat niet nog en toch, al blijft 't geboomte bloot, de grond versteend en dood, daar wemelt en daar klaart iets in het wolkgevaart, en 't licht, dat neêrdruipt, is vernieuwd op Lichtemis! Het ijzelt nog en toch... O laat vlug volgen nu de donkre dagen u, o zoele winterdag, o lichte lentelach, opdat de lucht weldra, lijk 't choor, vol lichten sta! Zoo lange nog en toch... mijn ziele, hier beneên, is ook vol duisterheên, vol dagen zonder duur en nachten zonder uur... Waar blijft ge, Zon en Ster? Zoo ver, zijt Gij, zoo ver! Zoo verre nog en toch, [pagina 13] [p. 13] al mist die ziele 't Licht van Jesus' Aangezicht, zij ziet reeds in 't verschiet het eeuwig Lentgebied daar zij, met God gevoed, van ver de Zonne groet! 1926. J.V.d.B. Vorige Volgende