| |
| |
Tabacologia (Vervolg van bl. 112 en 201; en slot).
'k WEET-nie'-wat moe'-je zijn, om te durven beweren dat tabak onschadelijk is, zeggende dat immers de beesten daaraan kunnen smullen, smekken en lekkebaarden net als 't ware kropsala, zonder het minste letsel of ongemak te laten blijken. Waar-dan was het daarentegen, dat de peerden moesten gestakeband worden omdat ze stekeblind tegen muren en deuren liepen door de schuld van een handsvol tabakblaren die ze hadden binnengespeeld?
En geen keure.... Tabak bevat vier plantenzouten (alcaloïden) waarvan 't nicotinum meest gekend is en deureslaat, en toch als vergif moet duimtje leggen voor nicotienum dat nog veel kwaadaardiger is maar in schaarscher hoeveelheid daarin zit.
| |
| |
Wij gaan van dit laatste en van de andere zwijgen, 't ware van de bate wegklappen, ze 'n zijn noch gekend noch geacht.
Hebt ge nog zuiver nicotinum in handen gehad? Enwel, scheikundig zuiver is dat een bitter olieachtig sap, smeltbaar in water, aether en alcohol; kleurloos, maar wordende langsom bruiner en bruiner bij de zuurstof van de opene lucht; reukloos daarbij, of bijna, in de koude; maar wordende wakker bij de warmte, en bijtende dan en stralende in keel en oogen om er vanonder te loopen.
Nicotinum en blauwzuur (HCn) mogen gerust thoope gaan, 't eene 'n moet als vergif niet onderdoen voor 't andere. Een druppeltje blauwzuur in de ooge gestreken van eene duif.... 't beestje is al te gange naar de eeuwigheid, als van den bliksem geslegen. Evenzoo een druppel nicotinum in de ooge van een redelijken hond... zoo zaan is hij aan 't dolen; 't en duurt geen Onze-Vader biddens hij tuimelt omverre lijk een dronkaard, op zijn rechtere zijde; zijn kop slaat achterover en blijft zoo, stakestijf, zweren zoudt ge 't is de klem; beidt e' lijtje... hoogstens twee minuten... daar komt slakte in zijn lijf, maar dit is machteloos, slutse en slunse; nog een beetje... de hond geraakt rechte maar 'n kan geen voetje verzetten, dat duurt tien minuten;... zijn maagske keert, hij doet 'n keer van Jantje een gulpje maar, en geraakt tot zijnzelven, schoon het bindvlies zijner oogen greinrood en vurig ziet, en 't hoornvlies, dat helder en doorschijnend zijn moet, mat is en melkachtig. Wilt gij vijf druppels op zijn tonge smeren, dan hebt ge daaromtrent de zelfde verschijnsels: dolen, water verliezen, naar asem snakken, op de rechtere zijde vallen, de oogen die puilen en glarieën;... reeuwreutelend en 't schuim op de lippen gaat Baron, met den kop stijf in de lucht of liever in den nekke, den hondenhemel in. 't Heeft geduurd al thoope geen tien minuten. En varings opengesneden, zult ge tusschen den 1en en den 2den nekkewervel rechts een groote bloeduitstorting vinden. Het hert is overspannen met geklonterd bloed, bijzonderlijk rechts. De tong is lijk doorvreet en 't oppervlies peelt men met een mesje
| |
| |
weg gelijk een niet. In de mage is er een kleverig zwartachtig sap met bloed doormengeld. De twaalfvingerenderm is hier en daar ontstoken. Verders schijnen de dermen van ends-ont-ends gezond en de longen onverlet en onverlept. 't Is te zeere gegaan... want anders!!...
Zooals ga ziet, wie nicotinum bezit, doet best dat fleschje te bewaren buiten alle peerdevoeten. Tot de levelingen der varrottinge toe duchten en zwichten voor die doodelijke dampen. Hangt een stuk vleesch onder een goed geslotene glazen klokke met eenige druppels nicotinum in een schotelken, en zie' maar binnen eenige maanden... daar en is op dat vleesch nu 'n keer geen 't minste bederf te bespeuren, 't ziet er integendeel haast rooder uit en frisscher dan ooit.
Dat hadden ze in 't graf van Tut-Unk-Amon ook moeten doen, de jongen ware er misschien minder doodsch en deerlijk uitgekomen.
Buiten drie-vier dompelaars, in 't slag van Gustaaf Fougnies in 1851, 'n heeft er hem algelijk niemand veel aan zuiver nicotinum verbrand, maar daar zijn er integendeel oneindig vele die overeinde gevallen zijn met den tabak.
In tabak 'n zit het nicotinum niet vrij noch op zijn eentje, daar zit het vastgebonden, en verbonden met appel- en citroenzuur.
In onbewerkte blaren kan men er, volgens oorije, alzoo van 2 tot 10 ten honderden vinden.
Gusten's ‘toebak’ van den Scheevemeulen, bij voorbeeld, waarvan we den laatsten keer spraken, is frisch uit den grond gedroogd en gekorven, blijft dus ongepooteld, onverkept, in zijn volle kracht, met alles-er-in en niets-er-uit, en ge moet al bijzondere hersens, tonge, mond en mage hebben, 'dat je van Gusten geslacht, om ‘den-dezen’ te verwerken. Alzoo 'n kan ik mij niet vorenstellen dat er veel truntebazen en cigarettemamzels met dien Scheevemeulenschen zouden over de bane kunnen. Gusten, hij, 'n houdt van geen vervalschinge, ‘da's nat(u)rel’, zegt de man.
De tabak daarentegen dien we vinden in de winkels is
| |
| |
altijd wat vertroeteld, in dien zin dat men de blaren, vóór dat er cigaars, of snuif, of roltabak van komt, eerst te gisten spreidt; dat wilt zeggen dat ze met of zonder middenribbe, met zoutwater - tegen 't rotten - besprenkeld worden, en getast de eene op de andere met gewichten bovenop. Door gisting ontstaat er vlug loogzout of ammoniak die appel- en citroenzuur-nicotinum te keere gaat en ontbindt. Hoe langer heffinge of gistinge hoe meer nicotinum dat er te kwiste gaat en hoe flauwer jut. De turksche tabak b.v. is arm, te weten in nicotinum, en fleeuwsch, nu weet ge waardoor.
Na dat gisten worden de blaren wederom gedroogd, de schoonste bewaard om ervan cigaars te rollen en de andere gekorven om tabak te maken of snuif.
Snuif bestrievelt men nog met wat keukenzout, en overgiet men met een geutje oliezoet of glycerinum om er de wakte in te houden, want snuif moet plakken anders vliegt hij de keel in. Dan steekt men er soms nog eene tonkaboone in omdeswille van den geur. Dat keukenzout kan kwaperten spelen: alzoo is 't gebeurd dat de tinnen bladjes waarin men den snuif rolt om de wakte niet te verliezen, dat die bladjes van geen zuiver tin 'n waren en lood inhadden. Nu, tin en lood en keukenzout maken chloorzouten die smeltbaar zijn, die dan in den tabak trekken en meê den neus en het lichaam ingaan! Daar zijn betere dingen dan lood in eens lijf.
Wat kwaad nu kan gestookt worden door nicotinum van opgesnoven tabak? Enwel de snuivers loopen in 't eerste doorgaans met een fel ontstoken neusvlies, ze niezen ‘snot en kwijl’ en ze hebben een gevel die leekt lijk een euzie. Daar komen ze wel aan gewoon, maar ze krijgen nogal dikwijls een roo ‘gorre’, en worden half doof, alswanneer de ontstekinge, verder kruipende, in 't gangsken van Eustachius komt nestelen. Maakt dat maar wijs aan 'nen snuiver, hij zal u vierkante uitlachen.
Pruim- of roltabak komt van vochtige bladeren in touwe gerold, overgoten en doortrokken met een doppe van gebrande suiker en zeem mitsgaders een beetje van alles.
| |
| |
Kauwers of pruimers hebben mond, tandvleesch, verhemelte en tonge zoodanig ontstoken, en de speekselklieren bijzonderlijk, dat ze het speeksel gedwongen zijn... niet in te slikken. Daarop een drooge keel, die om nat te worden moet aantijden gelaafd en gelescht worden. Gebeurt het dikwijls dat die kele alzoo sponsiedrooge staat, dan 'n kunnen die menschen daar ook niet aan helpen als ze soms poereloere geraken,... zwijgt van dat nicotinum!
Smoorders nu, en eerst deze van den eersten broek wanneer ze mijdzaam hun allereerste pijpjes smooren, gevoelen ook dat ongemak van dat overmatig speeksel, zoodat ze genegen zijn het maar geregeld uit te spuwen. Evenzoo komt het keeltje droog, en 'n kan een beginneling zijn glaasje maar moeilijk laten staan. Zoo we dat verder eens goed nagaan, dan zien we eerst zijn adem al stilletjes aan verdapperen; zijn herte tevens klopt gelijk een zotje; alles, in plaatse van stille te staan, alles gaat aan 't wierelen voor zijn oogen; dan vaart er lijk een koude daverare, een ridde over zijn lijf; 't koude en klamme zweet komt zienderooge op zijn voorhoofd uitgepereld;.. arme bloed! uw veste en uw broek spannen, en die vijlstake van 'nen ‘col’ en die knop dat duwt en knelt u op den nekkenwervel!... ei? stukkenvaneen zou'-je 't trekken, en langen om los en vrij in ongerepte stilte, gerust gelaten en onbeguwd te mogen liggen uitgestrekt in een zacht warm beddetje... En ziek! en slecht! maag en longen gaan in één smete naar boven en vallen even rap lijk een koolzak ineen... Nooit 'n is men openhertiger, alles wilt van binnen naar buiten en 't zal er nog om doen dat men bovendien, met de koortsen op 't lijf, ook entwaar moet gaan zitten. 't Past altijd... Ja die werking op de dermen is dikwijls betracht, en gezocht zelf, door lieden die 't smooren gewoon zijn; menschen die een zittende leven slijten, die geen voetbal spelen, geraken pianewijs verstopt, en met een pijpjen achter eten zoo 'n hebben ze geen pille vandoen. Nicotinum, nicotinum, voor den apotheker een ware ‘concurrencie’!
Geweldige smoorders, doorrookte kaven, cigaar- en
| |
| |
cigaretteverslinders, met den nagel van ‘lekkerpoot’ en den binnenkant van ‘lange rape’ bruin geboend, al is 't dat ze 't smooren gewend zijn, kunnen daarom algelijk sluiksgewijze en zeker getikt worden. Bezie'-me dat gezichte... hoe grauw, hoe grijsde, 't wordt lijk een beete; die mensch 'n is zijn zenuwspel niet meer meester; zijn geheugen gaat om zeepe; hij wordt aamborstig, kortademig, bevangen; zijn herte klopt lijk een hamer; 't schijvert soms àl voor zijn oogen; en die krampen aan de mage... 't neemt uit!! 't Straal van zijn oogen is gewillig een spellekop groot. En 't oogweefsel dat zoo teer ís van maaksel! 't Is zoo gevoelig aan gift, gevoeliger dan alle andere weefsels, hebt ge 't nog onthouden van Bizoe van daareven met dien druppel in zijn ooge? De oogzenuw deelt van de brokken, 't besef van de kleuren gaat weg, de scherpte van 't gezichte 'n is maar een twintigste meer bij vroeger, en 't zijn al hemel en vliegen die rondom u wemelen en wriemelen zelfs te midden den winter. Voor die dat geware wordt nochtans, en hij wilt hand over herte leggen, en zeggen: ‘'k wil, en 'k en zal... en adju aan de pijpe!...’ al die misrake en die zwarte vliegen 't verzwindt al van d'szelfs... en nog een keer zonder pillen...
Maar is dat waarlijk al de schuld van het nicotinum? Ha! 't wil toch gezeid zijn ter ontlastinge van onzen ‘concurrent’, dat het zijn schuld niet 'n is ten minste voor de smoorders. 'k Moete bekennen dat men gemeenlijk al het kwaad op den nek legt van alleen het nicotinum; en dat is ten deele mis. Natuurlijk wanneer de tabak gesnoven of gepruimd wordt, daar speelt dat spook de aldereerste fluite, daar gaat er niets verloren van al zijn booze eigenschappen. Maar in 't smooren wordt het ten deele ontbonden en vliegt aldus, ontbonden, de gaten uit in rook. In rook 'n is er geen spier nicotinum te vinden. 't Andere nog niet ontbonden deel, bachten de brandende schijve van den cigaar of onder deze van den rookhoorn, zou er wel geern ook vanondertrekken en is juist van passé geroosterd (250 kerf wa' belief'-je!) om dat te doen, maar zit leelijk gevangen en zoekt een uitweg door
| |
| |
't steen van de pijpe of naar den mond toe van den rooker... Echter seffens komt het daar veel koelder lagen tegen, zoodat het hem nederlegt, niet verder kunnende, te wachten op een nieuwe schoeperinge. Eens dat de kop te ijdel wordt en 't klokhuis te kleene, of het topje cigaar te kort, 'n is er geene koelte meer, en het nicotinum lijk vuile zwarte zeever plakt en tast en kast hem, en kalfatert geheel den grond van de pijpe vul, of vliegt den mond, de keel, de longen en 't bloed van den cigaarrooker binnen. Maar dat 'n duurt niet lange, ge proeft het allichte. Die een uitgedoofden cigaar herontsteekt, smaakt den bitteren onaangenamen giftigaard goed. Dus 't eene deel dat opgaat in rook naar lucht of keel 'n is geen nicotinum meer, en 't andere, als ge oplet, blijft in den pijpekop of in 't cigaretopje.
En wat maakt er een mensch dan ziek? Luistert, bij de ontbinding verandert Nicotinum in Pyridinum en Kooloxydum (CO)... nieuwe duivels met hoorns allebei en even boos. Daarbij in tabak zijn er nog, wat men noemt, eiwitinhoudende stoffen die onder 't branden ook in bronnen (bases) van Pyridinum veranderen en nog een keer in Kooloxydum. Kwakzalverij is het dus tabak te maken en te venten die ‘gedenicotiniseerd’ is. Vooreerst 'n gelooft dat zoo lichte niet: negen keeren op tien is 't 't ‘etiketje’ alleen dat ‘gedenicotiniseerd’ is. We 'n mogen geen kwaadzeggen b.v. van Muratti ‘Iplec’, van Neuerburg ‘Manegold’, van Halpau Rarität ‘Special’ zoogezeid allemale nicotinum-vrij,... maar... als we maar mochten!... Ten tweede, aangenomen dat het nicotinum weg is of ten deele, daar blijven nog altijd die eiwitinhoudende stoffen over (matières albuminoïdes), en daar 'n spreekt er gemeenlijk niemand van.
Wilt dat nu zeggen dat ik eenieder de pijpe uit den mond zal slaan? Bijlange niet!... ‘De hemel smoort en de aarde smoort, waarom zouden 't wij niet doen?’ Laat mij algelijk, voor den opsluit, en uit al dat vorenging het volgende rapen. Luistert naar mijn beles, beminde Christenen, 't is lijk van uit den preêkstoel:
'n Smoort nooit nuchter nochte vóór eten; liefst na
| |
| |
eten; anders snijdt ge ten deele den eetlust af, en de maag is altijd min gevoelig aan tabak giften als ze voldaan is. Nog, voor de gevoelige menschen, een potje koffie en een glaasje wijn werken als tegenvergif.
'n Drinkt of 'n slikt den tabakrook niet in, 't en is niet noodig de longen rechtstreeks bloot te stellen, ze zijn al teer genoeg.
't Gebruik van cigarekokers en pijpen met redelijke steerten is prijzelijk.
Laat den cigaar niet uitgaan, want herontsteken 'n is niet smakelijk.
Als ze ievers gerookt hebben, dat ge er niet door 'n ziet, smijt dan deur en venster wagewijd open, en vooral 'n gaat in dat geluchte niet slapen - 't heeft nog gebeurd - dat is doodelijk.
Hertlijders en menschen met kalkaders (artériosclérose) laat het smooren voor anderen, dat 'n is U niet dienstelijk.
Anders een treksken doen in weelde en welligheid is wel geestig en verzettelijk. 't Is ten andere een teeken van gezondheid, zieke menschen laten het pijpje van d'szelfs. Daarbij heel ons leven 'n is maar een pijpje tabak, doch 't is Onze Lieve Heer die het smoort; en... beschaft een keer dien rook ervan, en zijn kleuren en wat 't bediedt:
Hoe meer walmen uit ons pijpje
dat er hangen, drijven, weg gaan,
zwarte of witte of blauwe walmen,...
hoe meer dagen dat er dalen
droeve of blijde levensdagen...
Maar als 't klokhuis valt tot asschen
op den palme van Gods handen,
dan is 't tijd van spitst-uw-ooren,
dan is 't tijd van hoort uw oordeel:
of uw tabak smiek en goed was,
of ‘hij’ beet, gemeene en slecht was...
Da' 's al volgens... dat ons leven
deugdzaam was of ongodsdienstig.
| |
| |
mocht uw klokhuis en het mijne
lange nog in vonke blijven
als ‘den besten’-uit van Wervik.
K. De Wolf.
|
|