(Rente) te Mouwen, ib. bl. 358.
Mouden, 1581. Sevens. Gesch. v. Aalbeke, bl. 72.
Moen, 1594. ib. bl. 72, nota 1.
Andries van Moe, 1681-82. De Potter, o.c. I, bl. 57.
Ik vergelijk hierbij Maulde (Heneg.), Maulde (Nord), en Maulde eene rivier in Frankrijk (Haute-Vienne), die in de Vienne loopt. En aangezien de riviernamen dikwijls een r-suffix aannemen, meen ik hiertoe ook de Maudre te mogen voegen, een riviertje dat dicht bij Parijs zijne wateren in de Seine ontlast. Daaruit volgt dat ik Mouden, Moen voor een datiefvorm neem van Moude, Moe, en deze voor een riviernaam, waarvan de oudere vorm zou Malda zijn. Malda wordt in het fransch regelmatig Maude (waarschijnlijk rond 1100), en in het nederlandsch Molde, dan Moude, in de 11e eeuw. Nog lang schreef men ol (voor tandklank) wanneer reeds ou (= ow) gesproken was, evenals wij in Westvlaanderen galge schrijven, een woord dat wij als golge, of gowge uitspreken. Naderhand is de tweeklank ou in Westvl. de enkele klank, duitsche u of fransche ou geworden, zoodat bij het wegsterven der intervocalische d (rond 1500?), Moude-n overgegaan is tot Moe-n, evenals scoudere, houden, vouden, (vouwen) tot schoere, (h)oen, voen. In de overige gouwen van Nederland, ook in die deelen van W.-Vl. tusschen Leie en Schelde waar Oostvlaamsch gesproken wordt, moest Mouden overgaan tot Mouwen. Zie te Mouwen, hooger aangegeven op de jaren 1481-90. En Moen behoort tot dit O.-Vl.-sprekend gebied, maar of deze vorm nog in de volkstaal bewaard is, weet ik niet te
zeggen. Nooit heb ik anders dan Moen hooren spreken, en veronderstel dus dat deze uitsluitend W.-Vl. vorm de zegepraal behaald heeft.
Van Moe, als geslachtsnaam, was in het Kortrijksche nog al gemeen in de 16e en 17e eeuwen; ik heb dienzelfden naam tegengekomen te Veurne, rond 1800, en hij bestaat nog te Duinkerk e, alwaar hij op zijn fransch geschreven word Van Moé.
Malda is dus een voorgermaansche, ook wel een voorromeinsche riviernaam. Dat hij een riviernaam is, blijkt ook uit de samenstelling der Mouden, die ik in een middeleeuwsch stuk gelezen en daaruit opgeteekend heb, dat ik echter niet meer weet thuis te wijzen. Zoo zegt men nog ‘der Vichten’ voor Vichte, die ook een riviernaam is, maar een germaansche. In W.-Vl. zijn er, zooveel ik weet, geene voorromeinsche plaatsnamen - qua talia - maar wel zijn er zulke riviernamen, waarvan een deel in de historische tijden plaatsnaam geworden zijn. Moen dus, als plaatsnaam behoort niet oud te zijn, maar Moe-n als riviernaam is zeker overoud.