Biekorf. Jaargang 31
(1925)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 266]
| |
van zonden die gij, vlekloos zelf,
wilt met uw bloed uitvagen;
Arm kind, en 't is zoo bitter koud
dat moeder in haar armen
en os en ezel met hun aâm
U zoeken te verwarmen;
Wie kan, in 't kribbeke daar gij ligt,
wie kan U, kind, aanschouwen,
Uw lief en teeder lijveke zien
en niet de handen vouwen;
En weenen zooals de herderkes doen
die 't kribbeken omringen,
en knielen zooals de engelkes en
met dankbaar hert U zingen:
We loven U, lief engelke, dat
voor ons, om onze zonden
van uit den hoogen hemel zoet
hebt willen zijn gezonden.
We aanbidden U, we minnen U,
ons lief, ons leed, ons leven,
het is U en het worde U al
uit weêrliefde gegeven.
Emile E. Lauwers. |
|