Biekorf. Jaargang 31
(1925)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMengelmarenO.L. Vr. van den FrezenbergTe Vlamertinghe.(Vgl. boven, bl. 190). ‘Recht over de herberg “De Muizenval”Ga naar voetnoot(1), aan den hoek der dreef leidende stroomopwaarts en noord de Vijverbeek, nabij | |
[pagina 238]
| |
het Kasteel van den FrezenbergGa naar voetnoot(1), behoorende aan den Heer Ridder Karel Hynderick de Ghelcke, stond er vóór den oorlog eene kapel, met den ingang naar 't zuiden en langs den eenen kant palende aan de Voormezeelestraat en langs den anderen kant aan eene landsche woning. Over een zeventig-tachtigtal jaren stond daar eerst een huisje in plak en stak en gedekt met strooi en daarnevens een klein kapelleken insgelijks uit plak en stak en met strooi gedekt. Het O.L. Vrouwbeeld welke er vereerd werd, was opgevischt geweest in 't water der Vijverbeek omtrent de plaats waar dit kapelleke stond. Omstreeks de jaren 1850 werd door tusschenkomst van den Heer Huughe de Peutevin, toenmalige bewoner van't Frezenbergkasteel de bovengemelde schoone en ruime kapel gebouwd in steen|en gedekt met pannen in vervanging van dit nederig hutje. Gedurende vele jaren hebben de echtgenooten Ern. Delannoy en Barbara Meersdom, landwerklieden, deze kapel onderhouden; ook was zij hunne eigendom. Nistje en Babbetje, zooals de menschen hen noemden stierven in eenen gezegenden ouderdomGa naar voetnoot(2). Menige keeren werd het zilverwerk uit deze kapel gestolen. De kapel en woning met tuin zijn sedert 1892 de eigendom van de familie Jacques Dumelie-Vienne, wasbleekers, in de Elverdinghestraat te Yper, en werden tijdens den oorlog vernield. De kapel zal niet meer herbouwd worden!.... Deze kapel, dragende voor opschrift: ‘Nood zoekt Troost’ was door 't volk bekend als ‘'t Muizevallekapelletje’ en ook als ‘'t Frezenbergkapelletje’. Gedurende de Meimaand was er dagelijks vele volk, meest Yperlingen, en met O.L. Vrouw Hemelvaart begon er eene octaaf en dan was er een groote toeloop van bedevaarders uit de omliggende gemeenten, die daar de Moeder Gods gingen vereeren en hulp en troost afsmeeken. Menige Ypersche familie richtte hare Zondagsche wandeling naar de kapel van 't Frezenbergje, zooals de Yperlingen deze kapel noemden in egenstelling met de kapel van den Frezenberg langs den oostkant van Yper gelegen. De belommerde voetweg van aan de StuikvesteGa naar voetnoot(3) tot aan de Muizenval was hun geliefkoosde toegangswegGa naar voetnoot(4)! Gedurende de Meimaand was het O.L. Vrouwbeeld met 't beeld van 't Kindje Jezus in 't blauw gekleed; binst de octaaf van O.L. Vrouw half Oogst in 't wit, bestikt met groote gouden bloemen en de andere dagen in 't bruin of 't bleek. | |
[pagina 239]
| |
Het beeld, welke wormsteekte is, meet ongeveer 0,80 m. hoogte en is uit beukenhout gesneden. O.L. Vrouw draagt het Kindje Jesus op de linkerhand en staat niet de voeten op eene wereldbol. Eene eigenaardigheid van dit beeld is, dat aan den rechterarm van O.L. Vrouw die tegen haar lichaam drukt een tweede rechter voorarm aangezet is waarin zij een schepter houdt. Deze voorarm is uit ander hout als het oorpronkelijke beeld gesneden en werd waarschijnlijk erbij gevoegd om het beeld te kunnen kleeden. O.L. Vrouw hield in de rechter hand een zilveren schepter waarop eene zilveren bol vastgemaakt was en op haar hoofd droeg zij, evenals 't Kindje Jezus, een zilveren kroontje.
De Zusters Karmelietessen, ‘Theresianen’, welke sinds 1623 een klooster hadden in de Mondstraat te YperGa naar voetnoot(1), betrokken in 't begin van November 1924, als eigenaressen 't Marshofkasteel te Vlamertinghe, welke vroeger toebehoorde aan den Heer Senator Paul van den Pereboom-Buyse en dat vóór den oorlog hem tot zomerverblijf diende. Deze Zusters hadden het gedacht opgevat eene noveen te doen ter eere van de kl. H. Theresia van 't Kindje Jesus, ten einde te mogen het beeld van O.L. Vrouw van den Frezenberg terugvinden, welke tijdens den oorlog gered werd volgens zij vernomen hadden. Den laatsten dag dezer noveen, 't was den 17 Mei 1925 (dag der Heiligverklaring van Zuster Theresia van 't Kindje Jezus), kwam dit per geval ter oore van Meester Jozef Vermersch, oud-hoofdonderwijzer te Woesten en thans wonende op de Kruisstraat te Yper, die zich herinnerde dit beeld gezien te hebben binst den oorlog op eene hofstede te Woesteu, en aanstonds de Zusters Theresianen hierover ging verwittigen. Hoe was dit beeld in Woesten geraakt? Op 't laatste van 1914 lagen Fransche kanonniers in den omtrek der gewezen kapel; overal rond stonden er kanonnen om den vijand te beschieten en deze kapel werd tot legerplaats ingenomen. Na het vertrek dezer soldaten in 1915 was geheel de kapel geruimd en het O.L. Vrouwbeeld lag op den grond!... Emiel Debruyne, die toen nog, ondanks 't gevaar, de herberg ‘De Muizenval’ bewoonde, heeft dit O.L. Vrouwbeeld opgeraapt en in 1915 meêverhuisd in twee-drie andere woningen op dezen hoek en eindelijk heeft hij dit beeld toevertrouwd aan Marcel Gruwier, landbouwer te Vlamertinghe. Insgelijks moetende plaats maken voor 't gevaar, is Marcel Gruwier rond Mei 1916 naar Woesten vertrokken, alwaar hij | |
[pagina 240]
| |
thans nog verblijft, en hij heeft dit beeld meêgevlucht en en bewaard!... De eigenares der veroorlogde kapel, Mw J. Dumelie-Vienne, is dit beeld nu gaan weerhalen op de hofstede van Marcel Gruwier te Woesten en heeft op 13 Oogst 1925 dit beeld bereidwillig afgestaan aan de Zusters Theresianen, die tegenwoordig bezig zijn eene kapel te bouwen, palende aan 't Marshofkasteel, waar O.L. Vrouw van den Frezenberg in deze nieuwe bedevaartplaats in 't openbaar zal kunnen vereerd worden en dit met bisschoppelijke toelating. ............... ‘REMY DUFLOU’. (Uit ‘De Poperinghenaar’ 4-x-25). ‘Dialectstudie’ waaraan De Bo en Gezelle en de hunnen zoo nederig, zoolang, en zoovele gezant en gezift hebben onder het genadig gemonkel van den Oostkant van 't Land, heeft men eindelijk thans aldaar - hoe gezeid? - ‘uitgevonden’, en pleegt men daar nu plechtig, luidruchtig, afdoende. ‘Toponymie’ waar in 't stille hier de Flou - om niet te spreken van Dassonville en meer anderen - een halve eeuw aan geslaafd heeft totdat hij daarmee 15 boeken zou vullen, binst dat ‘ze’ in den Oosten zoogezeid weigerden van den vlaamschen strijd een taalstrijd te maken, hebben ze daar nu even ‘ontdekt’, duchtiglijk aangevat, en eindelijk een aanzicht gegeven: de Flou noemen ze een van de hunnen. En nu voor de ‘Letterkunde’, wees onlangs A. V Cauwelaert te Antwerpen op den ‘natuurlijken bloei van ons eigen wezen als bij Stijn Streuvels, G. Gezelle, enz.,’ voortaan te betrachten door al onze Jongeren. ...Dus, er deugde toch iets in W. Vlaanderen?... ZOO! |
|