Biekorf. Jaargang 31
(1925)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 235]
| |
IX. De eerste slagen van de Engelschen.1925. Zaterdag, 27n in Schrikkelmaand. Tegen noen en dan voort smijtschroot tusschen Plaatse en Hallebast. Een peerd gekwetst te Remi Onraet's, een ander doodgeslegen vóór Gysels' maar de taalman die 't bereed ongedeerd. In den namiddag op den Vijverdam twee krijgsliên getroffen, één dood en één doodelijk verminkt. Bommen bij Th. Leroy's. Weer een tweehonderd man in de kerke, uit reden dat immers de schuilwoonsten welke men optimmerde in de weide en de bosschen, alhoewel dat ze hooge gevloerd staan, onder water gekomen zijn van de overvloedige regens. De natte kan zooveel te moeilijker weg, daar, om erover te rijden, veel grachten gevuld en medeen veel duikers versluisd liggen. Op Dickebusch zitten we nu met ten minste 20 fransche taalmans, en 5 of 6 belgsche. 28n. Zondag. De 2/3 der kerke met krijgsvolk. De hoogmis gezongen door R.F. Bowes. Bommen 's voornoens al dezen kant den Vijver, 's namiddags bij 't Hemelrijk. Den 1n in Lentemaand. Dinsdag. Den dag-door bommen alom, maar geen toch op Plaatse. In den namiddag wel 250 leren ter H. Nuttinge. Z.H. de Paus heeft verleend aan de legermannen die denzelfden dag grachtewaard moeten dat ze mogen nutten zonder biecht in 't bezonder, en zonder nuchter te zijn: een algemeene biecht wordt gesproken door al de gasten tezamen, waarna algemeene absolutie. Het is de eerste maal dat hier in onze kerk van die gunste gebruik gemaakt wordt. Den 2n. Woensdag. Omtrent thalvernacht stormen de Engelschen aan op S. Elooi. Ze pakken drie grachten maar verbeuren ze weer; mits daarbij een honderd doôn op | |
[pagina 236]
| |
S. Elooi alleen en zeer vele gekwetsten. 't Zelfgerij 'n kan ze niet zeere genoeg opperwaard wegvoeren, en legt ze voor een verbei hier wat neer in de kerke. 't Is er gegaan in den slag met den roerdolk. De stormlui waren meestal kerels uit Canada. Het is veertien dagen dat ze in Frankrijk zijn toegekomen. De snee van hun wezen verschilt bij dat van den Engelschman. Hun dracht is lichtelijk groener. Velen van hen kunnen weg met het fransch. Even ben ik geroepen naar 't klooster bij een katholieke overheid van hen, die doodelijk gekwetst ligt. In de voornoene brandt Dumalin's hof over 't Vyverhuis heelemaal af: onvoorzichtigheid van de thuisliggende wapenmannen. In den namiddag brandt dan dàt-nog van Holvoet's, dicht bij de Vierstrate; dit werd in brande geschoten door 't duitsch goed. ('t Vervolgt). [A.V.W.] |
|