Om te weten wat Vlaamsch is.
Een keer een voorbeeld nu. Wanneer in ons dagbladen een ongeluk verhaald wordt, dan eindigt dit verhaal dooreen, medelijdendweg voor de slachtoffers, tevens aandoenlijkweg voor de lezers, en niet het minst nogal-goedkoopweg voor den opsteller, met de woorden: ‘de droefheid beschrijven van de diepbedroefde familie is totaal onmogelijk’, of ‘de droefheid was onbeschrijfelijk’, en daarachter gedaan. Als wending is dat: fransch. Maar in den grond: een slot in dien aard wordt door ons volk gewenscht; nu echter met dit verschil dat ons volk bij 't vermonden van zulke ongelukken liever zal eindigen met te zeggen: 1. ‘ge ziet van hier’ of ‘ge kunt wel denken’ of ‘'k en moet u zeker niet zeggen’ enz., 2. ‘wat dat het was toen ze thuiskwamen’ of ‘hoedat ze gekomen waren’ enz., en 3. ‘de menschen 'n waren niet troostelijk’... Wat is er nu vollediger als ontleding, gevoeliger en teerer als opvatting, warer als uitdrukking, en vlaamscher? Dit volksche, of dat dagbladgezegde? Het volksche vaneigen. Waarom dit dan niet vorengetrokken?