kraag rond middernacht naar huis keerde, kwam op korten afstand van de hoeve een groote witte kat naar hem toegeloopen. Ineens hield het dier stil en bleef met vurige oogen hem zitten beloeren. Gansch onthutst en ook zeer bang, bleef de jongen plotseling staan. Daar hij het nachtelijk verschijnsel niet durfde verjagen en daar hij ook niet durfde voortgaan, sprak hij om zijn schrik niet te doen uitschijnen het dier aan, en vroeg op vriendelijken toon:
- Blonde witte katte, van waar komt gij?
Aanstonds zette het beest zich op de achterpooten, flikkerde een dansje en beantwoordde op dc wijze van
naalde en draad zijn altijd goed
............
de vraag van den zatterik door het zingen van het volgende versje:
Pier van 't Iephof zei tege' mi
Blonde witte katte, blonde, witte katte,
Pier van 't Iephof zei tege' mi
Blonde witte katte, van waar komje gi?
Sedert dien is Pier nooit meer in den laten nacht durven naar huis keeren.
(Loo. Uit den volksmond).
CYRIEL DE VUYST.