| |
| |
Mengelmaren
Boekennieuws
Van ‘De Sikkel’ uit Antwerpen.
- IS. TEIRLINCK. Flora Diabolica. De plant in de Demonologie, [1924], in 8n, 322 bl.
Hoe de duivel in de 13e en de 14e eeuwe bijzonderlijk (en hier en daar nu nog) zijn huis en zijn thuis had in boomen, heesters en kruiden; hoe hij de plante misbruikte om tot zijn duivelsdoel te geraken hoe sommige planten zoodanig verwrongen en misvormd wierden dat er het volk op een einde de armen, beenen, kop en hoorns van den nekker duidelijk in verkende; hoe 't kwam dat uit dat kruid en dàt gebloemte de duivel, kleeren, huisraad, gerief, speelgoed en voedsel trok; hoe gezonde planten door duivelswerk ziek wierden en bedorven, en hoe hij andere schiep; hoedat natuurlijk de menschen dan sommige gewassen vervloekten; en anderszins hoe ‘heilige’ planten de bekoring weerstonden, den duivel ‘den duivel aandeden’, bestreden en verjoegen; en eindelijk hoe al die kruiden volgens de bestaande wetenschappelijke wetten van de herbaristen kunnen geschikt worden: dat alles is in Flora Diabolica te lezen.
Is. Teirlinck zal zijn pluk gehad hebben om uit een goe' tachentig in- en uitheemsche werken zoo 'n kapeel te schikken. Maar eeniegelijk die 't leest zal zitten genieten. Zullen
| |
| |
daar smaak in vinden alle liefhebbers van bloemen, al die een hof bezit, of een heestertjen of ware 't een striepje groen maar. Die boek mag gerust aangeklapt worden bij alle menschen die de kruidkunde geleerd hebben, doctors en apothekers, aan ieder die 't volk in z'n doen en denken bemint, aan dichters en wandelaars in Gods wijde blijde scheppinge. Daar staat een keer wat anders in dan klassen, families en afzetsels, takken en vertakkingen, mannelijke en vrouwelijke bloemdeelen, verdeelingen in sappige of dorre vruchten met een reesem lange latijnsche namen. Iedereen heeft ze geleerd, schier alleman heeft ze vergeten van 't eene jaar naar 't andere omdat er niemand doorgaans 'n weet hoe en waarom die namen zijn gegeven. Eenige uitverkorenen met een sterke ‘memorie’ wandelend in den hof weten waarhier waardaar een bloemenname op te geven, maar 't is daarmede ook al gezeid. Ware 't niet veel geestiger daarbij te weten wat er het volk - die groote dichter - van vertelt? De Flora Diabolica staat hekeldikke vol, is doorspekt van sagen, zeisels en vertelsels overeen macht van kruiden waardoor ook de benaming (de latijnsche heel dikwijls, de volksbenamingen altijd) klinkendeklaar worden en prente slaan in 't geheugen. 't En is niet noodig den boek in een asem úitte lezen, 't is immers te vele. Ieder struik of bloem in uwen hof of in den buiten heeft zijn eigen vertellingen en krijgt, als ge die kent, een eigen nieuw leven. Aardig is 't om na te gaan hoe alle volkeren, hoe vreemd en verre van malkaar, van in de vroegste tijden af, toen alleman nog thuis en in zijn streke bleef, toch over dezelfde kruiden dezelfde gevoelens omtrent, den zelfden bijgeloovigen kijk en de zelfde zeisels ontsponnen.
K.D.W.
| |
- J. MACLEOD-G. STAES. Geïllustreerde Flora voor België. 4e uitg. 1924, in 16n, XXII-168 bl.
Vade mecum voor den vlaamschen leeraar, ook voor al wie kruidkunde geleerd hebbende dezelve een beetje vergeten is. Veel kleine herinneringen, alles kort-en bij met kostelijke kleine prentjes. 't Gaat over wild, verwilderd en aangekweekt gewas hier in 't land. Daarbij eenige wenken om 't bijzonderste der plantenkunde te leeren, namelijk het bepalen der families.
Een klaar geschikte aan wijs der ‘klassen’, ‘orden’ ‘families’ en planten (op 't einde van 't boeksken b.v.) 'n ware niet mis geweest.
Daarbij in 't werk zelf: de besproken plantnaam, b.v. Galium, vergeleken met de verschillige soorten ervan, zou zwaarder geboekstaafd mogen staan en meer uitspringen. Dan Galium cruciata, G. verum, G. boreale, enz. enkel-end'-cen verstrooid, zouden beter onder malkaar geklast staan. 't Ware, meen ik, aangenamer en vooral klaarder om in te snuisteren.
Anders een heel nuttig en handig boeksken, van passe groot om op zak te steken. En nog iets: 't is in 't vlaamsch - school- | |
| |
vosachtig, 't is waar, maar toch - . Wij 'n hebben er zoo niet veel hedendaagsche, in 't land uitgekomen.
Wanneer krijgen wij nu eentje in kleuren? in den aard van Christiansen Taschenbuch Einheimischer Pflanzen b.v., en met de volksnamen van geheel Belgenland. Eentje voor de geleerden en ook voor 't volk?
K.D.W.
- ‘Natura docet’. Natuurwetenschappelijke [en bloot en uitsluitelijk wetenschappelijke] bibliotheek onder de leiding van Paul van Oye, Dr.).
| |
1. A.J.J. VAN DE VELDE. Over Melk en Melkvervalsching. 1925, kl.-in 8n, 112 bl. = 9 fr.
Samenstelling van de melk, verwording, voedkracht, misbruik, onderzoeking, beborging, gebruik... zeer leerzaam vorengesteld voor ernstige lieden.
| |
2. A. HAVERMANS. Gids voor dierkundige waarnemingen. 1925, kl.-in 8n, 188 bl. met afbb. = 12 fr.
De minste diertjes uit Vlaanderen tot kerfdiertjes toe, zijn eenigszins Vlamingskes ook, landgenootjes van ons, welke nooit moeten worden aanzien als uitteraard schadelijk, integendeel hoe weinig het weze als nuttig aleens, nl. voor 's lands behoud, welvaart, gezondheid of anders. Men leere ze liever kennen en achten, als hier, in hun leven, hun werk, uiteenzetting en verweer.
Kostelijk. Doch een beetje teveel woordenboekachtig.
| |
- EUG. DE RIDDER. Oud-vlaamsche liederen vooi de school: 16 oude melodiën met nieuwe teksten. 1925, in 16n, 16 bl., met deunteekens.
Waarom op verjongde oude deuntjes geen bewoording geschikt die ook eerder verjongd is van de oude? De oude kunste trouwens had waarlijk de knepe - de volkskunste kent dat nog - om dicht en deun en dans volkomen 's eens te doen gaan. De huidige kunst is dat kwijt; waarom dan alles gedaan wat we kunnen om meer en meer ervan af te zien, totzelfs wanneer we 't oude weer willen doen gelden?
| |
- FEL. TIMMERMANS. Feestgroet uitgesproken te Brussel op 31 Mei 1924. Mees, [1925], in 4n, 20 bl.
De grondstelling is alreeds 31 jaar deze van Biekorf, nl. (bl. 19) ‘[uit en] naar ons volk is de eeuwige weg onzer kunstenaars’. Maar F. Timmermans wendt dat hier aan op zijn ...Timmermans'. Satis dixi.
* * *
| |
| |
| |
R. DE CRAENE. De Erfenisrechten. Beknopte en geordende uitleg der wetten van 27 Dec. 1817, 17 Dec. 1851, 30 Oogst 1913, 11 Octob. 1919, 16 Oogst 1920, 28 Oogst 1921 en 10 Oogst 1923, gevolgd van de teksten dier wetten welke van kracht gebleven zijn. Gent, V Rysselberghe, 1924, kl.-in 8n, 104 bl. = 4,75 fr.
Door een ontvanger van erfenisrechten zeer nuttig en duidelijk uiteengedaan: verklaring, schatting, toezicht, bestraffing, legaten en overgangsrecht, betaling, tarief en berekening.
* * *
| |
R.V. MORTIER. G.J. Grafrijmpjes voor onze gesneuvelde Jongens. 4e uitg. (11e tot 20e duizendtal). Brussel, ‘De Standaard’, 1924, in 8n, 130 bl., niet teeken. van J. Leonard = 10 fr.
De ‘Grafrijmpjes’ zijn geen werk van droomkunde. 't Zijn ruw-oprechte en bonkige uitingen van vlaamsche mannensmert en christelijken troost; 't zijn medeen als zooveel koppige hameringen door iemand die albuiten en albachten alle ambtelijk geblaai, ons in het hoofd en in het hert wil krijgen dat 't schoonste herdenkingswerk voor ons gesneuvelden is: nooit hun ziel in ons gebeden te vergeten.
Helpen wij hem gul en mild in zijn uitgaven. De opbrengst ervan is voor 't keeren zijner onkosten.
* * *
| |
Bij J.J. Romen en Zonen, te Roermond. Van de Ster-uitgave (vgl. Biekorf, 1924, xxx, 95).
- GER. BROM. Katholiek. 1924. in 8n, 188 bl. = 19,50 fr.
Heropgewekte en uitgebreide voordrachten en leergangen, met op zijn Brom's van die breede en diepe doordenkingen in, die, alover het geblaas der hedendaagsche wijsgeerachtigheid, ons troostend komen overtuigen dat van hoe verder en hoe hooger men ons katholieke geloofswerk beschouwt, hoe trotscher en hoe vreugdiger men daaraan houden en meêwerken kan.
| |
- J.H. BOAS. Israel's uur. 1924, in 8n, 192 bl. = 19,50 fr.
Van een hoogstschranderen bekeerling een inkijk in 't herte van't huidige Jodendom, nl. in dezes twijfelmoed en aanhoudende smachting naar 'n Verlosser; met een opwekkinge voor ons om die dolende verstootelingen niet verder als onbekeerbaar te aanzien, integendeel te helpen naar de waarheid gewegen.
| |
- K. VAN DEN OEVER. Geestelijke peilingen. 1924, in 8n, 190 bl. = 15 fr.
Op kunstverschijningen uit 1915 tot 1923, veel reeds bekende beschouwingen, welke men echter verheugd is hier samen te vinden; niet om de ontegenspreekbare waarheid die er zoogemeend in neergevestigd zit, maar om de sterkeigene en dus belangwekkende beoordeelingen die er doorheen wemelen. Zulke lezingen leeren nadenken, al 'n leeren ze niet altijd rechtgelooven. Bachten den Steller - ‘katholieken leek’ en
| |
| |
teergevoeligen vinder -, voelen weden drang van een scherpen keurigen geest welken we geren in hem bewonderen, maar 'n voelen we niet den steun van die onafbreekbare Beginselen of ondoolbare Openbaringen waarom we twijfelvrij en gerust ons in alles door hem zouden laten beleeraren... In 't bezonder komt wederom daarin voor: die eeuwige onwaarheid van GG.'s zoogezeide streven voor ‘'t west-vlaamsche regionalisme’! Wanneer zal men willen verstaan dat GG. wilde: hoofdzakelijk het volksvlaamsch, toevalliglijk (en vermits hij westvlaming was) bij hem min of meer westvlaamsch?
* * *
Ter Vlaamsche Boekenhalle van Leuven.
Uit de reeks van vlaamsche boeken over ‘Het geestelijk Leven’:
| |
- Tk 7-7a. FRANCISCUS CAUWE († 1679). De Pelgrimagie van het Kindeken Jesus. 1e Deel. Bewerkt door E.V. Ladislas Kerkhove O.F.M. 1923, in 16n, 222 bl.
Wetenschappelijke en stichtelijke heruitgave van dat overbekende pronkstuk van Godschouwende bedenkingen. In alle eenvoudigheid immervoort smakelijk en deugddoende (welverstaan voor die nog eenigszins eenvoudig van geest zijn ...gevorderd van jaren en gezeten van zinnen).
| |
- Tk 8. (1623-1923). LEONARDUS LESSIUS. Hygiasticon.
Oud worden en jong blijven! Gezondheidsboekje of de ware manier om een goede gezondheid en het leven, te zamen met frischheid van zinnen, oordeel en geheugen, tot den uitersten ouderdom te bewaren. Bewerkt en met aanhangsels door A.W. Maas G.J., 1923, in 16n, 132 bl.
Als te zien is uit E.V. Maas' nabericht, verre van strijdig met de kerkelijke Overlevering, en met ja de huidigste geneesleer.
T.R.
* * *
| |
E.V. OCT. HUYSMAN van Cuerne. Heroic Indian convert and priest, Father Lazar. (Indian Catholic Truth Society) 1924.
E.V. Huysman is zendeling-herder te Uttamanur (Tuchy Distrikt, Eng. Indenland). Zijn boekje schetst het leven van een heiligen hindoeschen bekeerling en priester. Father Lazar was in 't heidendom geboren en zijn heidensche naam lood Arunachalam. Na zijne bekeering werd hij een groote geloofsijveraar onder zijn volk, en is gestorven als een heilig man. Zijn neef is gehuwden nog heiden; en hij was 't, die vertelde aan E.V. Huysman hoe hij zelf een eenigen zoon had die stervensziek lag, en hoedat hij op Oom's graf te Nariapanur dezes wondere genezing bekwam.
Weer een boekje, en een schoontje van een westvlaamschen geloofsbode.
Cl. S.
| |
| |
| |
Over de vier vrienden
(Boven, bl. 48, 71).
Ben bijna 70 jaar, en heb altijd gehoord, en in verschillige streken;
‘Pasters, kosters, doktors en apothekers
dat zijn vier vrienden en dat is zeker
Lijkbidders bestonden te lande niet, grafmakers leefden meestnog niet een ander ambacht, maar de bovenstaande ‘vrienden’ halen wel hun dagelijksch brood uit een anderman's dood.
Bijgevolg... deze zou wel kunnen de beste spreuke zijn... en de oudste?
Loo.
Dr. BLANCKE.
Redekundigerwijze en te lande de beste spreuke, gewis; maar, tot verder bewijs, alleszins niet ouder dan die van bl. 71. Deze zal, door ons lezende en voortvertellende volk, alzoo verwestvlaamscht geweest zijn.
L.D.W.
| |
Doodendingen
Als er een doode over eerde ligt, den nacht dat hij gekist is, te miadernacht hoort men een klopje, en dan kraakt de kiste drie keers.
Die 't vertelde, eene van Knesselaere woonachtig te Dudzeele, wist erbij te voegen: dat men in heur huis, al een-keer-twee-drie gezien had om te achterhalen of 't waar was. Maar men was er telkens toe belet geworden: ...want òf de zwijnemoere liep even buiten met de jongen, en ze moest seffens weer binnen gedaan; ofwel 't schol 'wat anders.
K.D.W.
| |
Vuil = tooverijachtig
‘Een vuile hoek’ te Becelaere was de Zuidhoek - over een dertig-veertig jaar - . 't Woonden zooveel tooveressen.
L.N.
| |
Biekorf!
Wat de bien betreft, gaat u aan. Eene bie verbeeldt een oud
| |
| |
egyptisch schriftteeken. 't Is wonder om nagaan voor welken klank dit schriftteeken wordt gebezigd: 't is voor den klank by. Van ons germaansche woord bie is geen voldoende naamreden bekend... Omdat de bietjes gonzen ende ronken, zullen wel hun klanknabootsende naam en het egyptisch schriftteeken voor den klank by, den zelfden oorsprong hebben. Byt wil zeggen zeem in de oude egyptische tale.
J. CLAERHOUT.
- Moet gij wijwater hebben?
- Neen ik; 'k heb er nog van Paaschavond...
- En toch, geef mij uw kanne... Sinksenwater is goed tegen den donder.
Gehoord te Caster 28-v-25.
J.C.
- We hebben vandenjare. 't Sinksenwater op voorhand gekregen, zei me een oude brugsche vrouwe.
't Had immers geregend vóór Sinksen, en 't deed nietsmeer erachter. Zoo, 't is geweten dat 't altijd regent met Sinksen (Brugge); en dat 't geren dondert rond Sinksen (Becelaere).
...Dat ‘Schingschewater’, zooniet het gedacht dan toch de zegging, is lichtwel ontstaan uit een zinspelinge op 't Sinksenwater van de wijdiensten.
L.D.W.
- ‘God boef-je, mijnheere’! zei mij onlangs, bij een afscheiden, een oude vrouw van s. Gillis te Brugge.
K.d.F.
Is dat behoeve-je... in bedrijvenden zin? Of behoude, behouwe, behouve (opzijn brugsch behoeve) je?
't Is alleszins weer een oude vlaamsche beleefdheidsspreuke die aan 't uitsterven is.
BIEKORF.
|
|