Een paar losse bladjes uit Guido Gezelle's dichterlijke nalatenschap
Ik zou er voorzichtig meê in mijn hoekje gebleven zijn, was 't niet dat de bekendheid ervan soms mocht nuttig zijn voor vorschers en speurders over 't veld van des dichters bedrijvigheid. Ik geve ze hier dus ten beste voor alwie er zijn voordeel kan mede doen.
Er is voorzeker op mijn bladjes sprake van de Kleengedichtjes, ge zult gaan hooren: zoo begint het eerste:
‘Hedendaags heeft men alles in 't groote en in 't kleene.’
dit doelt op den titel kleengedichtjes.
‘Men weet dat de Engelsche schilder Hogarth dikwijls op zijne nagels het een of ander aerdig aenzicht naer huis meêbragt, om ze van zijn hand in zijne schilderijen af te teekenen.’
Dit is geheel getrouw afgeschreven, maar 't mocht zoo niet blijven, immers hier verzint de dichter; hij neemt de zinsnede nogeens onder zijne hand en herkneedt ze totdat ze wordt:
‘Men weet dat de Engelsche schilder Hogarth dikwijls op zijn nagels teekende, altemets bij gebrek van papier met zijn nagels vol aenzigten naer huis kwam die hij vervolgens in zijn schilderijen...’
En hij schrijft dan voort:
‘De volgende gedichtjes zijn min of meer op die wijze gemaekt geweest en hadde ik daertoe zoowel mijn nagels kunnen gebruiken als Hogarth zeker zouden er meer zijn en misschien betere die mij nu ontvlogen zijn.’
Maar hij kan zijne zinsneden moeilijk gerustlaten, en de bovenstaande wijzigt hij weer totdat ze wordt:
‘De volgende gedichtjes zijn min of meer op diezelve vluchtige wijze geboren en van die ze gemaekt heeft aldus kersten gedaen.’
‘En’ (zoo gaat het verder) ‘hadde mijn geheugen mij zooveel ten dienste gestaen als Hogarth zijne nagels en zijn potlood ze... gevangen en bewaerde...
Zij dienen voor proeve van zeker gedichten die bij andere volkeren zeer in gebruik zijn namelijk bij de Araben, en