Biekorf. Jaargang 31
(1925)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
Wie Warden Oom kent, 'n moet niet gezeid worden wat zijn twee laatste Pee-Vlaminck 's weer zijn. 't Is er nog twee lijk al de andere. Dat is, zooals altijd, ‘uit ons volk en voor ons volk’ ...op zijn Warden Oom's. Ook niemand, allerminst Warden Oom zelf, verlangt hier van ons dat we hem om dit werk in den hemel reiken. Hij is beter nog een beetjen op de aarde. Om verschillige redenen: ónze reden vooral, is dat 't ons dunkt dat ieder van zijn leesboeken terzelfdertijde mag doorgaan als 'n vlaamsch woordenboek, laten we zeggen als 'n verzamelboek van volksaardige tale en gebruiken, levend geschetst. Kwamen er toch nog veel Pee-Vlamingen achter. We zijn zoo inniglijk blijde dat benevens het Idioticon en benevens Loquela, boeken alzoo mochten uitkomen (in ons geliefde West-Vlaanderen ten minste), boeken waarin die eigenste volkstaal, waarachter De Bo en Gezelle zoo zoekgierig getaald hebben, hier bij den gooie gesmeten en gebruiksgewijze vertoond worden. Doch, als we bij 't melden van deze verdienste nu stopten, Warden, de eerste, zou zeggen: ‘ja nog een beboffinge om bij de andere te leggen’; ‘maar, zou hij zeggen, 'n weet-je dan niet van kwalijk's eraan, te verbeteren’? Kwalijk's? Enja, 't doet toch entwat: en 't is dat het in 't algemeen zoodanig ‘uit 't volk’ komt, dat 't soms nog zou rieschen nietmeer te wezen ‘voor 't volk’! Laat Pee Vlaminck eens lezen aan menschen uit 't volk (best nog aan landsvolk), ge gaat ze hooren achter iedere reke: ‘'t is waarachtig alzoo dat het gaat, 't is mijn ziele-Gods alzoo dat 't gezeid wordt’!... Maar ze gaan dan daarachter Pee Vlaminck gemakkelijk aan kant leggen. We hebben 't bevonden meer dan een keer. De trant en 't verhaal, alles schijnt hun zoo waar, zoo dagelijksch waar, dat ze achter 't einde niet vragen! Wat schort er aan 't werk? De boeiinge, denken we, het nietalledaagsche, 't aardige, 't wondere, 't roerende, dàt wat doet uitzien naar 't slot van 't verhaal... als bij Conscience b.v. Anders, zouden we schuw zijn dat Warden er iets aan verandere... immers, zoo we zeiden hierboven, - voor ons toch - uit 'n volkskundig opzicht, woordenboekmatig. L.D.W. * * * | |
A. Cuppens, Guido Gezelle & An. Geschiedenis der Heilige Elisabeth van Ungarn. Naar het fransch van Graaf de Montalembert. 2e druk Leuven, VI. Bknhalle, 2 dln, in-8n, 208 tot 416 bl. 8 fr.Onnoodig deze ‘geheele ongewijzigde’ heruitgave iemand hier aan te plichten. Gezelle, Cuppens, en Montalembert's Elisabeth van Ungarn, 't zegt genoeg alle drie. Mocht het vele verkoopen en weer worden gelezen. Eén dingen is nieuws: 't is de ‘Verantwoording’ des [her]uitgevers, dewelke lijk niet-weinig beschaamd staat dat de lezer erin ‘oude vormen en oude woorden zal vinden die G.G. weer burgerrecht heeft willen geven in de nu levende | |
[pagina 144]
| |
taal’. De uitgever liet ze er toch ‘uit pieteit voor G. Gez.’. ‘Uit pieteit’ me man, en ‘voor G.G.’! Weest gerust, vriend, om dien ouden bucht van die woorden van G.G. 'n zult gij niet één kooper verliezen. Maar ge hebt zeer wel gedaan er niet meer dan één bladzijde van uwe ‘pieteit’ en van uw ‘levende taal’ bij te steken, want dat ging gewis heel het werk en vooral den verkoop ervan bederven en dooddoen. B.v. dingen als; laten ‘verschijnen’, dan ‘bereikte ons het nieuws’, ja, dàt is van die nu schijnbaar levende taal, ttz. vlaamsch met fransch haar op; de verstandige Vlamingen hebben nog liever dan dàt, G.G.'s verouderde vlaamsch, welke immers het immer-levende werkelijk vlaamsch was. T.R. * * * | |
L. Bittremieux (Scheut). Van een ouden blinden Hoofdman. Zijn duister begin, zijn veelbewogen midden, en zijn gelukkig einde. Antwerpen, Prokuur van Scheut, Oude Beurs, 1925, kl. in-8n, 64 bl., met lichtbeelden en stiftteekeningen door C. Van Loon (Scheut).Als Eerw. Vriend Leo Bittremieux niet onze bekende en genegen medewerker 'n was, dan toch zou een boekje van hem als dit hier voor prijsuitdeelingen en volksboekerijen ten zeerste door ons mogen aanbevolen worden, omdat het komt van iemand die, wanneer hij verhaalt, immer ook doet om te leeren (in dingen die hij heeft bewezen zoo grondig te kennen), en niet min om te stichten (als knappe achterkomer zouden we zeggen van onze west-vlaamsche zendelingen en stellers EE.VV. Vyncke en Van Acker en An). Voor 't goê werk medeen, is 't te koopen. B. |
|