Biekorf. Jaargang 31
(1925)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTabacologia!Komaan! laat U beweeken, stopt een pijpke met 'nen truis, vandage gaan we 'ne keer vertellen van den tabak. Zoo we de Russen en de LitauersGa naar voetnoot(1) mogen gelooven - en waarom zouden die menschen daarom liegen? - zoo gebeurde 't aan Judas, toen hij aan zijnen boom te slingeren hong, dat de ingewanden hem uit zijn lijf puilden, maar zoodanig puilen dat buikvlies en buikvel scheurden en alles den grond oprolde. Satan die dat van verre stond te genieten, kwam op zen bokkepooten in zeven haasten bijgesprongen. - ‘Sapperloot! sprak hij, | |
[pagina 113]
| |
zulke schoone boosheid 'n mag van de aarde niet! Alhier met hem!’ - en hij frommelde de dermen in 'nen zak en weg was hij den bosch in rechte naar Bommelskonte zeven uren over de helle! Daar pootelde, doorwrocht en begong hij die vuiligheid zoodat het gaar en groeizaam wierd, en zaaide 't toen met zorge den akker rond... Korts nadien... 't was al hemel en tabak, alzoo boos en zoo bitter als Judas zelf, dat er uit opschoot!... En wilt ge nu nog wat hooren? In stijf geleerde boeken staat er dat ze den tabak voor den eersten keer gevonden hebben in 't eiland Tabacco, zoo dáár moet 't zijn dat Satan gezaaid heeft, dáár in dat eiland dat te zwemmen ligt in de zee van Mexico. En 't zouden de Spanjaards geweest zijn die de inlanders daar vonden liggen zuigen elk aan een Claro Amarillo! wel van een elle lang, een opgekruld tabakblad met een touwtje toegebonden! en smekken en smooren dat die duivels deden... wolken in de lucht! Jamaar peist een keer... van Judas gebroed en van Satan gezaaid.., alla e' mensch 'n mag het niet ingaan. De Spanjaards stonden paf... maar 't en duurde niet lange, de nieuwsgierigheid, die leelijke beeste, kwam ze bekruipen en ze moesten ook een keer proeven, de duivel wrocht in hen, en 't smaakte zoo goed en zoo wel dat z'er zot van wierden. Preusch lijk Dul kwamen z'er meê opgestoken naar Europa. Jan Nicot, fransch afgezant van Frans den Tweede bij Sebastiano koning van de Portugiezen, liep er dievelinge meê weg, gaf een handsvulletje aan den Groot-Prioor van Lisabone en ging er toen Kathelijne van Medicis meê besteken in Vrankrijk, dat was in 1553. En zou-je 't kunnen gelooven? ze waren er nu meê gemokkeld dat ze ruzie mieken om 't peterschap. Jan wilde 't Nicotiano heeten. - 't En doet, zei Groot-Prioor, 't moet Magni Prioris Herba zijn! - Wat zou 't, schreeuwde Kathelijne, 't is Herba Reginae, of Catharinariae, of Medieaea, één van de drie! De Kardinaal van 't H. Kruis, nog een franschman, liet ze kijven en schoot er hem met een bakte vanonder, in één steke naar Itaaljen: - Hier zi', zei hij, dat is Herba | |
[pagina 114]
| |
S. CrucisGa naar voetnoot(1)... En zoo kreeg die plante wel honderd namen, zelf waren er gelijk Dodoens, omdat 't van werkinge en uitzicht wat trekt op het Biezenkruid, die 't noemden Hyoxiamus Peruvianorum, maar dat is een beetje stijf verre gezocht algelijk en ge moet veel goe' wille hebben om in 't maaksel van de twee geen groot verschil te vinden. Nu dat bewijst altemale dat de tabak in eere en achtinge stond vermits zoovele menschen en landen bij hoog en bij leege aan 't beweren zijn gegaan de eersten geweest te zijn om die duivelsplante te kennen. Ze gebruikten 't voor van alles: tegen koortsen, tegen wormen, tegen verbrandheid, tegen waterzucht, om wonden te genezen, om smerten te linderen in buik en lijfmoeder, tegen den korten asem, tegen een verharde milt, om 't ongrui te dooden, och! wat weet ik nog al. Dus in 't eerste zoodanig niet om te smooren, maar stilletjes aan dat kwam toch ook in voege: en daar er niemand nog veel aan gewoon 'n was en doorgaans den tabak ‘dronk’ 't is te zeggen de dampen inslokte en al den neus uitblies, zoo gebeurde 't dat ze algauw in doliorum, dom en dwaas lijk dronkaards lagen. Menige prinse ook 'n wou dat vervloekt smooren in zijn land niet gedoogen en zou daar een spelle voren steken. Amurat de vierde, Keizer der Turken, gaf wetten uit daartegen, maar de man 'n wist niet - wat we nu al weten - dat wetten gemaakt worden om aan eens hielen te vagen van als men 't gat schoon heeft, en dsarzi' ze smoorden er lijk de Turken! De Groothertog van Moscovia deed al wie betrapt wierd den neus afzagen; en de Koning van Persen deed ze dood smijten.Ga naar voetnoot(2) Paus Urbaan de achtste dreigde met banvloek al wie hem vervoorderde binnen de kerke te smooren. Dat 'n was ook allenszins niet betamelijk maar Paus Urbaan | |
[pagina 115]
| |
'n was er niet zacht op, ei? Wat zou de man nu zeggen van veel andersche bloote verergernisse die we nu soms in de kerken zien? 't Schoonste van al, een zekere Fagon, een fransche doctor medicus op een Kongres spoog vier en vlamme tegen 't smooren maar 'n kost het over zijn herte niet krijgen nu en dan eens in 't geniep een treksken aan zijn pijpken te geven! Of ze ‘protest aangeteekend hebben’ 'n weet ik niet. En of hij er veel overhaald heeft 'n denk ik ook niet. Maar dit 'n is niet noodig op een Kongres; Kongressen wegen altijd even zwaar reeds van overouds. Het dreigen en 't verwijten 'n scheen dus al t'hoope niet sterk genoeg om de bekoring te weerstaan; verboden vruchten smaken best en de eenen achter de anderen 't smoorde welhaast al dat beenen had. Geleerde bollen hebben jaren lang zitten twisten en snuisteren tot in de oude kelders en grafwiegen om te vernemen of soms veel vroeger nog de Egyptenaren bij voorbeeld, de Grieken of de Romeinen de ‘pijpe’ niet gekend 'n hebben. Maar niemand ooit 'n heeft kunnen uitwijzen, noch mocht er in gelukken ooit een woord te vinden in de oude schriften die ‘pijpe’ wou bedieden. Dr Weiterlhoff, een Hollander, beweert met gezag, dat de pijpe van Amerika komt, en de cigaar ook zooals we nu gezien hebben, en 't smooren meê. Daarbij de Hollanders zouden de eersten geweest zijn om het pijpensmooren volop in de mode te brengen, en ziet een keer watGa naar voetnoot(1) lieve tabakpotten en-balgskens ze allemaal aan 't bakken vielen te Delft, en die geestige koperen vuurpotten welke ze smeedden, en dan die eerden pijpen met kleine bevallige kopjes en lange steerten van Gouda waarmeê ze zoo geern pronkten toen ze zaten om geschilderd te worden vòòr Frans Hals en Pieter De Hoogh en konsoorten. De weerdighied van den man groeide mee met de lengte van den pijpensteert en waarachtig 't is nu nog alzoo! | |
[pagina 116]
| |
Ik zie me nog, vóór den oorlog, al die gezapige burgers zitten in de Parijssche Halle te Brugge, daar tenden rond dien langen tafel: dát waren de mannen van 't Senaat, dát waren kerels! O! mannen met baarden! En hoe dat? Doodeenvoudig omdat zij lange pijpen smoorden. Iedereen had ‘respect’ voor die mannen! 't En was maar 't goedtje van driemaal zeven dat den aap hield met die boschprokureursen den onnoozelen kul dien ze uitsmeten. Achter de Hollanders kwamen de Engelschmans. Geheele benden bloedige jonkheden trokken op naar Virginea om tabak te plantenGa naar voetnoot(1) Getrouwde lieden bleven thuis. Intusschen kreeg de takak zulkdanigen aftrek dat er in Londen eene ‘Company’ tot stand kwam die wel geern zou gehad hebben dat die jonkheden in Virginea bleven vóór goed om den groei en den bloei van den tabak en ten profijte van de ‘Company’. Een middel daartoe was huisgezinnen stichten en dus vrouwen zenden. Zoo gezeid zoo gedaan dus; al 't rijfje-rafje stak in zee op avonture, 't was tusschen 't vrouwvolk van Engeland eene schoone schommeling. Tegen 120 pond tabak, zijnde de reiskosten eener vrouw, mocht ieder planter eene gade kiezen. Grooter spel 'n wierd er niet rond gemaakt, maar of de klinke altijd in den haak viel? dat valt te betwijfelen, de buile wierd zeker dikwijls tegen de blutse geslegen! Na de Engelschmans zijn dan de Pruisen aan 't rooken gevallen met Frederic den Isten aan den kop. Hij stichtte de welbekende Pijpacademie. 't En is maar in de 17e eeuw dat de pijpe 't Fransche binnentrok ten tijde van ‘le Roi Soleil’. Ge ziet van hier hoe de pijpestank in dat verpupte midden 'lijk een hond in een kegelspel binnenviel. 't Gebeurde nen keer dat Lodewijk de 14e - Pietje Quatorze ge weet wel - op zekeren dag de deur open stak bij de Hertoginne van Bourgonjen en: ‘is dat hier stinken’ zei de man in zijn eigen, ‘van waar mag dat toch komen?’ Voorzichtig... | |
[pagina 117]
| |
bij steekt zijnen neus in de kamer al snuiven... en hij gaat tot aan de deur van 't ‘boudoirtje’ en... vindt hij me daar de Hertoginne niet da'?! met een nest prinsessen rond heur.. - Wa' wa' wat is dat hier? zegt hij, ze zaten daar mezinke! al te smooren of liever de eene achter de andere twee drie pafjes te trekken uit een vuil steenen pijptje, en te hoesten, en te kuchen, en leelijk te doene meer dan een beetje. Maar mensch! 't Kwam uit... Ze hadden een gestopte pijpe gekregen van den schildwacht en 't was gelijk een rooverskoop! Peist een keer! Die stank kwam van uit dat boudoirtje en krulde leelijk in Louis zijn koninklijken neuze. Maar 't is te peizen dat hij naderhand in zijn menigvuldige oorlogen en miseries dikwijls zelf uit vuile pijpen zal gesmoord hebben en zijn volk leelijk getoebakt wierd. 't En is lijk maar van achter 't jaar '30 dat de cigaar is opgekomen. Die ‘zijn wereld kende’ smoorde cigaars op straat en pijpen thuis. Maar sedert de groote tramulte van 1914 zijn de cigaars schabouwelijk geduurd: fr. 0.75 en zelf fr. 1.50 in groote omstandigheden dat kan er misschien nog deure, maar fr. 5.00 voor een echten Habana!! dat gaat boven z'n hout. Smoorrijke menschen alleen kunnen dat nog verwerken zulken toebak! 't Is om ervan te niezen. 't Is van riekt er'an maar 'n proeft er niet van. Nu, een uitvluchtsel en een troost, 't is dat men zulk nen duren, de beenen uitgestrekt, de duimen onder de oksels, de oogen toe, kalm en gelukzalig moet kunnen liggen genieten... en dat zulks in onzen tijd lijk niet meer mogelijk 'n is. Voor iemand die aan z'n werk is gaat 't leven rapper nog dan vroeger, 't is altijd maar van haas-je-zeere! en een pijpe gaat dan beter... zelf in een vliegtuigGa naar voetnoot(1). | |
[pagina 118]
| |
De tegenwoordige ‘élégance’ van 'k wil en 'k en kan, van eerste- en laatste-broek-officieren, khakimannen, loopjongens en jagelingen is nu de cigarette. Ja tot puppemamzels toe smooren cigaretten. Ziet me die pagadette daar liggen 't eene been over 't ander en uitgestrekt; schijnbaar onverschillig is ze, maar in den grond zoo preusch als 's keizers katte. De kunst bestaat hierin: zoodanig doen en laten dat niemand mag bemerken hoe de oogjes al vertroebelen, hoe 't hoofd begint te draaien, hoe 't maagsken aardig doet en 't zweet komt uitgebroken. Gauw jonge dochter, uw bleek gezichte mocht u verraden, 't wordt tijd van frissche lucht te scheppen. Als ge dat een tijdeke zult gedaan hebben gaat g' er beter tegen kunnen. Smoort intusschen met opene vensters en koopt cigaretjes met Tussilagofarfara-bladjes tusschen den tabak gekorven, dat neemt al die ongemakken van daareven weg, zoodoende kunt ge beter den man naäpen... Want dat is eigenlijk uw verlangen, uwe ziekte in kleeding, in doening, in alles; zoo wordt ge stilletjes aan noch mussel noch visch en in 't korte te leelijk om voor den duivel te dansen. Dat is een eerste morgengave en doet ze maar meê! Zulks is in Amerika bij duizende vrouwen als waarheid bevonden: Geen ‘pardon’ voor de vrouwen! Zoo 't ons eigen volk niet aangaat 'n kunnen wij daar verders niet tusschenkomen, eenieder moet zijnen pap koken zooals zij hem eten wilt. Elk z'n pijpe en elk z'n toebak! Intusschen laten we ons vrouwvolk goed in | |
[pagina 119]
| |
stampen niet te haastig te zijn om 't smooren te leeren, dat komt aan tijden en altijd te vroeg. Iedereen moet smooren en eene pijpe toen nog: als iemand immers, 't zij man 't zij vrouw, in zijne pijpe kruipt en hem van langsten te stijven legt op zijn reeuwstroo, en 't kleffe zweet hem uitbreekt in den doodstrijd. O! meisje, 't is dan dat ge reeuwschen toebak zult te smooren krijgen, dan zullen uwe lippen op en neder bewegen ten teeken van kortenasem tewege, en zult ge misschien de Zwarte Maseur aan de sponde hooren fluisteren: - ze is allichte heur laatste pijpjen aan 't smooren. Jonge meisjes, huismoeders tewege, vergeet het niet: 't salonleven en 't nietsdoen is voorbij; de dienstmeiden worden kwakrijgsch van langs om meer; 'n wilt als 't U belieft, u niet schamen de pijpen vast te pakken die ik u nu kom aanbieden. Namelijk: de kachelpijpe om naar te zien en de kavepijpe om er den bitter, 't grijmsel en 't ruiskalk aantijden te doen afsteken. Wilt pijpijzer en pijptange warmen om de schroo van muts en halslobbe te pijpen. Zorgt voor uw kleed dat er noch pijpen noch kroken in komen. En wilt ge daarbij aan uw venster dan Capucijntjes of toebakpijpjes kweeken, dat 's goed: hunne slanke ranken jeugdig groen en bloêroo'rood zijn rechtzinnige leute en liefde, zijn een zinnebeeld van leven; en 'k wensch u van herte veel smoor hierin te hebben. Laat al de anderen maar cigaretten rooken, en grootdoen; in den tijd dien we beleven, een vrouw die van den luiaard speelt zal er wel eens slechten toebak om smooren: al had zij een hals met goud beslegen, ze moet erdoor; heur averechtsch bedeel van kop tot steert
en is geen pijpe toebak weerd.
K.D.W. |
|