‘dat een verslaggever zich verschuilt onder de breede plooien van het anonymaat’ ... ziet, dat is ‘blazing’; en om aan te toonen dat een gewisse voordracht een beetje klonk in dien aard, had men moeten heel diezelfde voordracht stuk voor stuk kunnen aanhalen. Daarvoor was echter Biekorf te klein.
- In Uw vierde klacht. Aangaande die ‘eenvormigheid in de taal’, zinnens U zooals ook zinnens ons, ‘utopie’. Daar 'n was bij ons hier geen spraak van. Er was sprake van ‘praktisch’ 't voorbeeld te geven van dat wat Ued. aanprees.
Dat ‘geen enkel West-Vlaming... zijn afkomst kon weg moffelen’, dat achten we verre van wonderlijk, dat achten we vermakelijk eerder: want dat is even nu wat een zoogezeide ‘Westvlaming’ (namelijk een volkschvlaamsch-gezinde op zijn G. Gezelle's) opperwaard-uit niet 'n wil,... maar wat wel vele beschaafd-gezinden (zonder wel te weten wat ze willen) betrachten.
Tot Uw troost, wat Ued. wel in Westvlaanderen aantreffen kon, zijn echter ‘Westvlamingen’ (namelijk volkschvlaamsch-gezinden op zijn G. Gezelle's) die bekwaam zijn ‘na al hun verfranschte en valsche opvoeding in een internaat’, tot in het minste-uit heel deftig hun taal uit te spreken, bovendien met kennis en rechtveerdiging van woord en van wending ertoe.
- En ten vijfde. ‘Praktisch’! Ja, ‘laten we ons best doen, allen, om onze taal te beschaven’ zelfs alswanneer wij, als Hoogleeraar in de taal, over die taal en over heur beschaving een voordracht gaan houden; ons best doen om ‘als voermiddel [comme véhicule, in het fransch] onder ontwikkelde lieden, de algemeene taal te gebruiken’. Wis, de algemeene taal! Maar even, wat is dat?... That was the question! Dààrop diende duidelijk geantwoord.
Besluit. Heer Hgl., in Westvlaanderen, ten eerste, 'n zijn we geen ‘speldeprikkers’ zooals ‘onze tegenwoordige politiekers en persridders’; maar we willen waarschuwers zijn, en we waren 't al dertig jaar tegen allen schijn van licht dat ons uit het Oosten wil toe-