Een onbekend liedje van G. Gezelle ter eere van O.L.V.
Ik voele alsdat mijn tong herleeft, viva,
En dat mijn hert weer blijdschap heeft, viva;
Het is Maria, zuivre Maagd,
Die boven al mij wel behaagt:
De locht is als een groot casteel, viva,
Bewoond door vogels vlugge en veel, viva;
De wolken liggen als een baan,
Bedekt met duizend rozenblaân,
De vruchten rijpen goed en schoon, viva,
Na langen arbeid valt de loon, viva;
Wij werken geern, wij zingen klaar,
Want blij zijn is een deugd, voorwaar,
Maria's kindren altemaal, viva,
Wij doen gelijk den nachtegaal, viva:
Van 's morgens vroeg, al voor den dag,
Herhaalt hij voor die 't hooren mag:
Wees wellekom, Gods Engel zoet, viva,
Die onze Moeder hebt gegroet, viva,
En die ons dagelijks, menigmaal,
Doet zeggen, in uwe eigen taal:
Lofweerde Maged, onbevlekt, viva
Op mij uw milde hand uitstrekt, viva;
Bevrijdt ons al, zoo kleen als groot,
Van helsch gespuis en kwade dood!
G.G.
|
|