Biekorf. Jaargang 30
(1924)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMengelmarenEen oud liedeken?'t Onderstaande stuk vind ik afgeboekt in ouden stel aan den achterkant van een vuil gescheurd blad (0.36 m.h. × 0.225 br.), met zaken op van een heere uit Brugge bij dage van 24-1-1852: Is 't een oud liedje? 'k En weet het niet. Een ander zal 't weten misschien. 'k Druk het over zooals het staat, maar met een beetje scheidinge en schikkinge tusschen en in de schokskens, en met hoofding en weerzang in geblokte en in schuinsche zettinge, voor de duidelijkheid. | |
Samenspraek tusschen den levenden en den verdoemden van de pynen der hel
den levenden
Ongelukigen mensch geborenGa naar voetnoot1)
ziel berooft van 't hoogste goed
die voor eeuwigheyd verloren
in d'helle lyden moet
zegt het my dan zegt het my
wat voor pynen lyde gy
| |
[pagina 260]
| |
den verdoemden
ach moet ik u uyt gaen leggen
in wat smerten wy hier zyn
moet ik u in t'lang gaen zeggen
zondaers einde ende pyn
ach torment ach schrikkelijk torment
aen die t'lyd alleen bekend
den levenden
die de wereld eertyds eerde
waer is uwen luister al
en de glorie die gy leerde
in dit ydel traenen dal
zegt het my,
den verdoemden
ach dien luister is verdwenen
als den droom van eenen nagt
naer die glorie is verschenen
eeuwig druk om een gedagt
ach torment
den levenden
wat hebt gy van al uw sparen
met zoo groote gierigheid
die men zag veel goed vergaeren
in zoo veel zorgvuldigheid
zegt
den verdoemden
eeuwiglyk gebrek te lyden
is de vrugt van al myn goed
dit is alle myn verblyden
naer dien grooten overvloed
ach tor
den levenden
gy die voor uw dertelheden
in de helsche vlammen ligt
voor uw ongebon[den]heden
derven moet gods schoon gezicht
zegt
den verdoemden
ach om een vermaek vol schande
om de vreugd van eenen stond
in het eeuwig vuer hier branden
in den diepen helschen grond.
ach tor
| |
[pagina 261]
| |
den levenden
wat lyd gy in 't ander leven
voor uw dansen spel en zang
als uw tonge heeft gegeven
zoo veel vuile werelds klang
zegt
den verdoemden
al myn klaegen al myn kermen
toont eylaes maer al te zeer
zonder hope van ontfermen
wat ik lyde duizend keer
ach tor
den levenden
voor uw agterklap en zweeren
voor uw vloeken tegen God
en voor alle die coleeren
wat geniet gy voor uw lot
zegt
den verdoemden
myne tonge wordt doordronk[en]Ga naar voetnoot2)
van het pek in dezen poel
en doorboord met solfer vonken
by de vlammen die ik voel
ach tor
den levenden
gy die met de deugd te haeten
zyt zoo veel verdiensten quit
en hebt [z]oo veel goed gelaeten
door [verq]uisten van den tyd
zegt
de[n verdoemden]
......
Hier stopt mijn opstel omdat 't blad uit is; doch dit blad zal slechts de helft geweest zijn van een tweevoudig. Evenwel 't is te denken dat 't liedeken niet veel langer was. 't Zinspeelt zie'-je wel op de zeven hoofdzonden, die er op één naar - den nijd - reeds allemaal staan. L.D.W. | |
[pagina 262]
| |
BoekennieuwsJ. simons. - A. verhoeven. Zeven oude Volksliedjes. Brussel, Gudrun, [1924]. Fr. 7.Dat is nu hier eens echte volkskunst, verheven tot meer. Op 't derde-naar ‘Slaap kindje slaap’, zijn alle de liedjes, als b.v. ‘De Jager’ (met zijn mateloosheden), en vooral ‘'t Is in den Hemel beter dan hier’ (immers met zijn dronkaardsgeluiden en-sprongen), zijn ze allen lijk van de strate geraapt, doch medeen zoo keurig zoo kunstig zoo treffend-gemoedelijk met een meêspel omgeven geworden, dat de mindere man ervan opgeheft zal wezen, en de meerdere er hem bij neêre zal strijken. S. en V. schijnen voor malkander gemaakt, zoo goed verstaan en bewerken ze hun beider bedrooming: t.w. door 't eenvoudige echte, ons volk heelemaal, groot en klein, vereenen in 't alenkele schoone. G.W. | |
Van De Sikkel uit Antwerpen, ontvongen we een beetje van alles: - Vlamingen van beteekenis [vgl. Biek. 1921, xxvii, 24]: vii. V. Lacour. Emiel Hullebrouck. Antwerpen, Mees, [1924], kl. in 8n, 15 bl., met afb.E. Hullebrouck, thans 46 jaar, de man van de Vlaamsche Liederen, schepper, zinger, voor- en omdrager van zooveel volksaardige lieve deuntjes; die ermee voer de wereld door, daar overal waar hij Dietsche en ook andere ooren en herten gemoette, nl. tot in Indenland, Zuid-Afrika, en Amerika; die jazelfs in Parijs door de Franschen geestdriftig begroet werd; doch tot tweemaal toe werd belet onze Jongens in den oorlog te komen vergasten, wordt hier genegen maar effenmoedig vorengesteld. Hij, meer dan zijn kunst evenwel... Een geschiedkundige heerlijke lezing. - CHRISTOPHER MARLOWE. Edward II; BEAUMONT-FLETCHER. Philaster. Overgezet door J. DECROOS. Antwerpen, Mees, 1924, in-16n, 94 en 99 bl. Deze zijn de twee eerste stukken uit een reeks stapmatige overzettingen tewege, nl. van allemaal werken van Shakespeare's tijdgenooten geweest, bekwame lieden dooreen die echter te dichte de zonne geleefd en daarvan een beetje geleden hebben. ...Belangrijk voor kunsten geschiedenis; welvertaald... maar zeer zeer zorgelijk voor ongeleerde menschen die te lezen. - Steden en Landschappen. I. De Kempen (2e uitg), [1924], in 4n, 112 bl. opstel, 89 afbb. Deze is een 2e uitg. van wat we bespraken in Biek. 1922, xxviii, 244. Er is bijgekomen: benevens een aantal kleine aanvullingskens, een Inleiding met De Kempen van onze schrijvers en kunstenaars door G. Eekhoud, en De Kempen [ook boekstafkundig] heden en morgen door J. Grietens. Dan Stede- en Dorpsaanleg, woning- en hoevebouw door St. Leurs. | |
[pagina 263]
| |
Niemand in Vlaanderen, of hij heeft de Kempen lief: we hebben er tòch teveel hertelijk- en kerkelijk-schoons van gelezen, en te veel ingoê liên van gekend, om niet geren er een boek op te hebben; temeer daar de Kempen staan om ons Vlaamsch landbouwgeweste aan te vullen tewege met een evenrijk nijverheidsland; welke beide streken tezamen immers als twee machtige vleugels gaan zijn aan Vlaanderen's roeizaam gestel, met in 't herte daarvan het wakkere Antwerpen. In den vliegtijd dien we beleven, welk een schote 'n kan Vlaanderen niet nemen allichte!... Wilde het echter inwijlen maar Vlaanderen blijven, in vroomheid en zeden en taal en in eigenheid!... Wie hem daarover aleens een stonde aan het droomen wil zetten, en dien droom met voldoening genieten, hij en zie er niet op hier: hij koope en leze en herleze De Kempen.... Met een zestiental kenders wrochten ze eraan; en waarlijk als leesboek, hun werk is aantrekkelijk, stichtend en leerzaam. - Reizen door Belgie, met een inleid, door C. JOSET. ‘Algemeene inlichtingen; Voornaamste steden; de Ardennen; de Zeekust; de Slagvelden van den Yzer’. Antwerpen, Mees, [1924], in 16n, 102 bl., 11 afbb. Een reisboekje in 't Vlaamsch. Er zijn er niet vele. Een geestig, handig, bondig boekje. Dat 't een vogelke ware, we noemden't een meezetje: springende trouwens en wippende, over, op, onder al 't schoone dat 't tegenkomt, al gestadig maar taterend, en, met zenuwachtige slagskens, alleslag inlichtingskens vertellend voor lustige, nieuwloopte en niet- nauwkijkende ketsers. Voor dezulken (waarvan heden 't getal is oneindig) sterk aan te bevelen. - J. MAES. Aniota-Kifwebe. De Maskers uit Belgisch Congo, [als een deel van] het materiaal der Besnijdenisritussen. Antwerpen, Mees, 1924, kl. in-4n, 69 bl., 60 afbb. Deze ‘maskers’ schijnen gebruikt in 't Noorden van Congo tot een krijgs- en tot een inwijdingstooisel; in 't Zuiden tot een teeken van geheime verbintenis met den luipaard, den kwelgeest der streke, een teeken ook ten anderen als krijgs- als dans- en als inwijdingstooisel gebezigd.... Nuttig. | |
G. Celis. De Feestenkrans om het Jaar. Volkskundige voordracht. Gent, Heirnislaan, 5; 1924, in-12n, 24 bl.Een voordrachtje: over 't eene en 't andere dat er gedaan wordt in Vlaanderen op de verschillende feestdagen en kermissen door het jaar. Licht en aantrekkelijk. Maar 'k zou't nog liever hebben als er meer doelmatige samenstelling in stak, meer samenstreving naar een grondgedacht waarmee de toehoorders behoorden achter de voordracht naar huis te gaan: b.v. een voorstelling van wat, in onzen huldigen tijd, daarvan allemaal kan worden ten goede bewaard, gewijzigd en verbeterd, of niet. L.D.W. | |
[pagina 264]
| |
Op S. Maarten's Lichfjes(Biek, 1921, xxvii, 250-251; 1922, xxviii, 120). Op de herhaalde vraag naar den oorsprong van 't lichtgespeel op S. Maarten's avond, en van 't lichtje bij of boven zijn hoofd waarmee hij somtijds verbeeld wordt, weze hier aangestipt dat in 't Resp. op de Lectio iv. van zijn Donkergetijde staat: ‘V. Dum sacramenta offerret beatus Martinus, globus igneus apparuit super caput ejus’. En dus? Om zulk een gebeurtenis of een verzinsel uit zijn leven zou 't zijn, dat men voor zijn ‘Lessen’ en ‘Evangelie’ den zeg ‘Nemo lucernam’ verkozen heeft, (immers waarvan sprake in Biek. 1921), waaruit dan verder ontstaan ware de wijdienstmatige leute (aldaareven vermeld). Alzoo ware 't speur, meen ik, dat eens tot een dieper onderzoek te volgen zou zijn. L.D.W. In den nieuwen ‘Algemeenen Atlas voor België’ door J. VERSCHUEREN, is er gestreefd naar 'tgene ze weêral gaan noemen een ‘degelijke algemeene nederlandsche’ spelling. Maar men ging nogeens te ver. Vlamertingen staat er voor Vlamertinge; Bekelare om niet te zetten Becelare of Beselare; Waten om niet het verouderde Watou te stellen; en Kachtem welke nochtans wordt uitgesproken Kaktem! Ware 't niet beter ook een keer het Vlaamsch uit de streke te raadplegen? T. RAEPAERT. EENTJE, beentje, knuist, tienmaal-tien is duist. (Telreekskens). Brugge Hoe is tienmaal-tiene = duist? |
|