Biekorf. Jaargang 30(1924)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 250] [p. 250] O 't aanhoudend rouwgeruisch O 't aanhoudend rouwgeruisch op de boomen, op mijn huis! ... in de plassen, langst de wegen!... 't is den treurzang van de regen, meêgeneuzeld uit de toten van de weenende watergoten. - Stonden, dagen, gansche nachten, drupt ons hoofd van wreê gedachten, leekt de sterkte uit ons gemoed; is 't èn rampe, wordt 'et vloed? - O den akker die verzinkt, sukkelt, sukkelt, en verdrinkt; o die grijsde luie lucht, waar de spannende ziele in zucht, zucht en ziek wordt bij 't verdriet van dat smokelend regenlied!... vogeltale en wat men hoort, leute en leven, al versmoord, al, behalve 't rouwgeruisch, op de boomen, op mijn huis, en dat zabberen uit de toten van de klagende watergoten. - Gij, aanbeden en bemind, God, almachtig, wekt de wind; [pagina 251] [p. 251] lijk e lammeken uit zijn sliet, komt hij op, als 't God gebiedt; laat hem nu zijn schade inhalen, over land en weiden dwalen, en deur 't wiegelend akkergraan met uw zonneke op wandel gaan. - Gij, die onze Vader heet, stopt dat zijpelen van ons leed; laat uw aanschijn weêr verzoeten; 't hopend herte voor uw voeten bidt en bedelt, smeekt en wacht; God toch, God!... toogt uw goedheid in uw macht. - Nieuweappelle 1924. A. Mervillie. Vorige Volgende