Biekorf. Jaargang 30
(1924)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDat is dat met al die spellen?TE Oostduinkerke is er een ‘Spelleplekke’, ttz. een leegte bachten een blekhille in de duinen waardat men, zei Biekorf in 1900 (XI, 415), 35 jaar tevoren achter een storm heele handsvullen spellen gevonden had, en spellen met geen platte aangeslegen koppen, maar met koppen uit den spelledraad zelven vertoorteld. Spellen, aan 't hooren, van een kleinen vinger lang. In den Bulletin... Union Faulconnier.. de DunkerqueGa naar voetnoot4) | |
[pagina 231]
| |
(1923, XX. 389-390) spreekt men daar weer van; en men vermeldt er dat er, op die eigenste spelleplekke, althoo pe wel een tienduizend zulke spellen gevonden werden. En, vernemen we (evendaar), zulke spellen cok, en vele, maar niet zoovele, heeft men nu insgelijks opgeraapt in een panne bij Duinkerke waarvan sprake in het volgende opstel: Un village disparu aux portes de Dunkerque (evend., bl. 377-422). - L. Lemaire. La station archéologique de Malo-Terminus (379 398). - A. Lesmaries. La Herde. La Heyde. L'Ammanie de Yde (399-422). In dit opstel staat immers alzoo: Sedert 1886 tot 1909 zijn tal van oude woonoorden ontdekt geworden in de duinen tusschen Oostduinkerke en Duinkerke. Het laatste was in 1909, te weten ergens aan den schutstand, gezeid van Zuydcoote (379 380), nl. Zuyd cootewaard tenden den dijk van Malo-Terminus, een 150 stappen af van de zee in een natachtige panne uit den leegen duine Daar, omtrent thalvent sraat een krijgsdienststake, een van 't eerste strekgebied van dienzelfden schutstand (381). Deze panne is omringd met duinen die ‘verloopen’, - ze verliepen, in 13 jaar, alreeds een 43 meter; en daar waar duinen verloopen, m.a.w. waar hun zand aan 't overwaaien is, daar zakt vanzelfs al 't vreemd en zwaar getuig eruit omleegewaard, tot op den eersten grond die houdt en niet verloopende is. Op dezen grond vergaârt allengerhand alzoo verloren bucht uit alleslagsch getijdvak, genoeg om er geen lucht meer door te zien en geen verdieping in te vinden (382). Zoo was 't hier ook: met pottewerk alreeds vanuit de XI en XIIe eeuw (384), en ouder nog (387); met keiwerk ook (392); met brijkegoed vanuit de XVe eeuw (386); met ijzer-, lood- en kopertuig (389); gebeenderte van hofdieren (392); en geld en teekens ook, vanuit de XII-XIVe eeuwen (394); zoodanig dat men zou gaan denken dat hier alzoo, bachten den eersten duinenberm, een woonoord is geweest vanaf de XIe eeuw tot tenden de XVIe (395); een zomerhoek, geen dorp (396); misschienwel wijlen ‘S. Kathelinen Herde’ (399-406), nadien ‘Yde’ ten Duine (406-416). | |
[pagina 232]
| |
Zoo, 't is op dien verzonken hoek, dat ook die hoop van spellen vorenkwamen, waaraf we doende waren. De vrage om t' eindigen is: waartoe dienden die spellen? Zijn 't spellewerkspellen, mutsespellen, tetespellen, lijkwâspellen?... En hoe zijn zij alsdan, daar overal en in die Duinen, saamgerocht met toch zoovelen? ... Is 't een gedacht van mij, of vond men er niet ook nog te Pervyse - dit zou in 't Bloote zijn -? T. Raepaert. |
|