Biekorf. Jaargang 30
(1924)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |
een bronzen schaaltje, zonder versiering, half bolvormig en rustend op een lichten ronden band; en een zwart aschvatje. Die beide stukken kwamen uit eenen hoop aarde, gelegen te Astene, in den hoek van een bosch, langs den spoorweg, recht over de kapelle die staat waar vroeger de kerke van Astene stond. Die kerke stond op de boorden der Leye, op een slag van grooten molenwal, opgedolven om ze van de overstrooming te bevrijden. Op zulke hoogten bouwden de Friesen hunne hofsteden in 't bloote en bouwden onze voorouders hunne kerken op de boorden van Schelde en Leye. Dat ziet men bij voorbeeld te Spiere, te Kerkhove op de oude plaatse, en te Melden. Nu die hoop daar nevens den spoorweg, in den hoek van den bosch gelegen, werd afgevoerd om 't zand te verkoopen en de werklieden die eraan gewrocht hadden vonden de twee vermelde voorwerpen, die te recht kwamen in de handen van den heer Armand Pauwels. Wij hadden dikwijls dien hoop opgemerkt, maar altijd, als wij hem wilden onderzoeken, was er iets in den weg gekomen. 't Was dus een grafheuvel geweest, maar van welken tijd? 't Is soms gemakkelijk zulks te bepalen, als men met wel bekend vaatwerk te doen heeft. 't En is niet genoeg te zeggen: Dat is van dien tijd. Men moet het zeker weten en kunnen bewijzen. Vele eenvoudige menschen meenen dat men daarin lichtzinnig te werk gaat en weten niet dat alles op strenge, wetenschappelijke navorschingen gesteund gaat. Ge zoudt nog allicht denken, dat bronzen schaaltje, 40 millimeters hoog en van boven 92 millimeters wijd, is van den bronstijd. Wij zochten ook eerst op dat speur, maar wij kwamen op niets uit. Onder het bronzen vaatwerk van den bronstijd en was geen enkel schaaltje te achterhalen, dat met ons schaaltje kon vergeleken worden en dienen kon om 't onze te kenschetsen. Wij moesten het dus opgeven. | |
[pagina 219]
| |
't Was 't zelfde met het aschvatje. Het droeg banden versieringe die bestonden uit rechtstaande of licht schuinsche kerven, welke in 't gebak gesneden waren, en de zaken staan nu alzoo dat die ingakorven versieringe een kenmerk is van 't vaatwerk van den bronstijd; maar ons vatje was te schoon en te regelmatig gemaakt en 't en kon geen plaatse vinden onder 't vaatwerk van den bronstijd.
***
Als men geenen weg en kan, laat men de zaak rusten of men zoekt langs nen anderen weg. Wij wilden nu in eene wetenschappelijke vergadering verslag onzer vondst doen en wij gingen wederom op zoek. Wij lukten beter in het Hallstatttijdvak. Wat voor een tijdvak is dat? Dat is het eerste tijdperk van den ouden ijzertijd, dat zijnen naam ontleent aan het vermaard grafveld van Hallstatt in het Salzkammergut. Daar zijn zoutmijnen, die van in de oortijdsche eeuwen, oorbaar gemaakt wierden en eene bron van rijkdom waren voor de bewoners der streek. Die bewoners der streek waren zeer talrijk en toen ze begraven wierden, ging een deel van hunnen huisraad mede in het graf, tusschen de jaren 900 en 500 voor Christus. Men kent den tijd dier voorwerpen, omdat men ze vergelijken kan met dezelfde voorwerpen uit Griekenland en het Oosten, waarvan men den vasten tijd nauwkeurig kan bepalen. De beschaving welke men tot Hallstatt gadeslaat, is over gansch Europa waarneembaar en gekenmerkt door haar eigen sieraad, hare eigen werktuigen in brons en ijzer, haar eigen wapengerief en haar eigen vaatwerk. Wat men in 't bijzonder opmerkt, 't zijn die prachtig versierde situlae of bronzen akers. Ge hebt bij voorbeeld dat wonderschoon stuk gevonden te Watsch in Jugoslavië Ge ziet er gansche tafereelen op uit het leven der Hallstatttijden. Gij ontwaart hoe de menschen gekleed gaan; ge ziet menschen die gezeten op nen zetel of | |
[pagina 220]
| |
rechtstaande met het eene of het ander werk bezig zijn; ge ziet ze peerden geleiden of op peerden gezeten; hunne rijtuigen gaan voor uwe oogen voorbij met de uitrusting der ingespannen peerden, het maaksel dier rijtuigen en 't uitzicht der mannen die op die rijtuigen gezeten zijn. Nu als ze die menschen begroeven jn die tijden 't zij bij de Doriërs, die in den eersten ijzertijd naar Griekenland gekomen waren, 't zij bij ons meer in 't Westen, bestond de gewoonte een bronzen schaaltje te plaatsen, 't zij in de steenen kiste, in dewelke het lijk geleid wierd, 't zij in het groot aschvat in hetwelk deoverblijfselen van 't verbrande lijk bewaard wierden. Dat schaaltje stond bij voorbeeld in het groot aschvat op de verkoolde beenderen der verbrande lijken. 't Bestaan vele grafvelden van den Hallstatttijd in de Antwerpsche Kempen en verder in belgisch en in nederlandsch Limburg; doch wij en kennen maar een bronzen schaaltje als dit van Astene in Belgenland; 't is bewaard in de oudhedenhalle, in 't Curtiushuis, langs de Maas te Luik en 't is afkomstig van het grafveld van Heythuyzen in nederlandsch Limburg. 't Zijn er hier en daar in Europa gevonden geweest en 't schaaltje van Astene behoort ontegensprekelijk tot die verzameling, want zulke schaaltjes worden alleen in het tijdvak van Hallstatt aangetroffenGa naar voetnoot(1). Die schaaltjes dienden vermoedelijk in de drankoffers en in de molleprooi, zou Guido Gezelle gezeid hebben, die bij de begravingen gepleegd wierden. 't Geluk wilde nu dat het klein aschvat onze vaststelling nopens het bronzen schaaltje kwam staven. | |
[pagina 221]
| |
Te Court-Saint-Etienne, in de streek van Waver, is er een grafveld van den eersten ijzertijd. Rondom de groote aschvaten, in de grafsteden, stonden er kleine aschvaten. In het wel bekend en uitgestrekt grafveld van Weert, in nederlandsch Limburg, was er een groot, rood aschvat in hetwelk men een klein aschvat geplaatst had. Die kleine aschvaten waren vermoedelijk ook inde spijsoffers en in de molleprooi gebezigd geweest. De banden ingekorven versiering in zwang in den bronstijd, waren ook nog in gebruik in het tijdvak van Hallstatt en 't was bijgevolg nog een kenmerk van dien eersten ijzertijd, dat in het klein aschvat van Astene kon waargenomen worden. Te Emelghem is er een groot grafveld. Het strekt misschien van aan het dorp tot aan de Vijf wegen. 't En wierd nooit regelmalig opgespoord en de navorschingen gebeurden enkel bij toeval als er ergens gedolven wierd om zand te steken. In dit grafveld vond men grafsteden van den frankischen tijd, van den belgo-romeinschen tijd en ook van den gallischen tijd. De gallische tijd beslaat de twee oude ijzertijden: den tijd van Hallstatt van 900 tot 500 jaar voor Christus en den La Tènetijd van 500 jaar voor Christus tot aan de romeinsche overheersching. Wie weet of er tot Emelghem ook geene grafsteden van het tijdvak van Hallstatt en zouden te vinden zijn? J. Claerhout. |
|