Biekorf. Jaargang 30
(1924)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdVII. Aankomst van de Engelschen.1915. Woensdag, 6n in Nieuwjaarmaand. Dertiendag. 50 HH. Nuttingen. Gisteren namiddag kwamen hier eenige engelsche autobussen toe: 't zijn de eerste Engelschen geweest die de Franschen zouden vervangen. Vier hunner groote mannen hebben tmijnent gelegen: van ‘Princess' Patricia's Regiment’ uit het leger van Canada. En heden avond trekt er al van hun voetvolk toe naar de grachten. Versch goed, nog onvermoeid, flink op stap, en al schuifelend. 't Fransch geschot, van heel den dag, en deed niets. Ten vieren-omtrent, eenige bommen op een 300 meter van de Pastorij. Albij aan 't Hallebast, op vier belgsche krijgsliên, één dood en twee andere gekwetst door de schuld van een bomme welke nog gave was, en die zij wilden losschroeven, wat hun overigens zeer streng is verboden. | |
[pagina 159]
| |
Donderdag, 7n. In den nacht trekken nog vele engelsche voetlieden toe. Veel Franschen zijn dóór reeds. De verpleegdienst der fransche 3le afd. gaat aan 't verleggen. De engelsche Staf is binnen te Heer Thevelin's. Ook de Pastorij, wordt geruimd: de Belgen moeten 't op voor den Engelschman! Om in huis te hebben zijn die engelsche Heeren verre van aangenaam. Nooit stille, altijd over end weere, late naar bedde, en late daaruit: heel wat anders als 't fransch volk. Weinig geschot ondertusschen. Vrijdag, den 8n. Nu zijn er veel Schotten nog bij, ‘Highlanders’. Geen fransche priesters meer, en maar-weinig fransche wapenliên over. De engelsche vuurmonden gaan staan daaromtrent waar de fransche eerst stonden. Van geweergeschot sedert verschillende dagen haast niets meer. Gekwetsten, nog zelden. 't Is de 27e afdeeling van 't engelsche leger die hier ligt. Zaterdag, 9n. Nog eenige Franschen al den voordersten kant van de Plaatse vanaf de Knechtenschool, en op de hofsteên naar-den-kant-waard van Vlamertinghe. Al den Krommenelst geen menschen meer thuis. Verschillende woningen ingesmeten. Met den avond geraakt hier het dorp heelemaal volgestampt met allegaâr Engelschen. Een Protestansche Overheid wordt gezonken op 't ongewijd hoeksken. Zondag, 10n. 'k Bineere voor de eerste maal; en van-nu-af-aan elken zondag omtrent. 'k Sta immers alleen. Op eenige Franschmans na, en een tiental Engelschen, geen krijgsvolk meer in de mis. 's Namiddags een 15-tal bommen in den Vijver en herwaard. 11n, maandag. Het weder uitnemende slecht, reeds verschillende dagen. De kleêren der mannen, in viervijf dagen tijd, van versch zijn al onziende. Dan - waren de Franschen kloeker van borste misschien? - veel Engelschen weten van kouden, en loopen al hoestend. | |
[pagina 160]
| |
12n, dinsdag. In mijn huis krijg ik een katholieken aalmoezenier, redemptorist, een Ier, Father Keans. Immers dezen nacht zijn Ieren hier toegekomen. Weinig onzer Engelschen zijn uit Engeland zelve. Nog een engelsche aalmoezenier komt even om biecht te hooren, en hoort er van tiene tot twee'-en-half alsan maar-voort, waarna hij dan optrekt om 'tzelfste te doen te Westoutre. Zijn draagaltaar blijft te mijnent. Weinig kanonnengeschot. 13n, woensdag. Vandage wordt heel de linkerkant van den steenweg van Yper naar Belle vermaand dat ze moeten hun huizen ontruimen, en 'waar-elders intrekken. Hallebast en Burgemeester krijgen te blijven. Het zelfde is gezeid geweest van Yper, waar reeds de helft van de menschen terug is; maar, zeggen ze, door de krachtige tegenweer van den burgemeester aldaar, werd er het verbod ingetrokken. Voor ons volk hier te Dickebusch is 't een eendelijke zake: in den put van den winter alzoo! En zeggen dat het is op een oogenblik dat er weinig of geen bommen op die huizen 'n vielen. Geen doen aan! De menschen dus zetten 't aan 't zoeken, en beginnen met 't verhuizen van vee, strooi, huisraad, enz. En daar ze moeilijk vinden waar allemaal daarmee belonden, 'n weten ze geen anderen raad dan 't eene en 't ander verkoopen tegen 't eerste geld het gereedste. En de reden van al dat lastig-zijn nu? is de vreeze voor een verklikking. Evenals met een beginnen de Franschen, 't is ‘spy’ al wat de Engelschen zien. Vele dier Engelschen komen ten Slagwaard hier toe voor heel de eerste maal, 'n hebben geene bevinding, 'n kennen ons volk niet, laten hun ooren volblazen altijd-maar-hemel van ‘spy’ en bespieding, en ze droomen daarvan. De onnoozelste dutsen alhier, die geen vlieg zouden kwaaddoen, en die met moeite verstand genoeg hebben om door de wereld te geraken, worden met een stuur gezicht aangehouden, en tusschen twee landwachten zeeghaftiglijk weggeleid, eerst naar den Staf en dan naar het ‘Area’-hoofd om geoordeeld en gevonnisd te | |
[pagina 161]
| |
worden. 't Zijn spreekdraân gebroken zegt men, doch hoe weten ze dat 't door ònze menschen geweest is? De ware reden? ronkt 't volkt, is dat die groote mannen geren alleen huis en stallen zouden bezetten. Talrijk inderdaad zijn de boeren die dendoom uit hun oogen geduwd worden. Alzoo, al Reninghelst, Cyriel Lamerant b.v., dien ze van zijn hof willen krijgen. Alleen-maar met schoone te spreken, en daarachter met hard dan te spreken, kon hij bekomen van met al zijne kinders en vluchtvolk te mogen op zijn voute geblijven. 't Huis en al 't ander moest bestemd zijn voor hen. Daarbij, zijn zwijns moeten weg: die beesten stinken tevele. De koeien alleen mag hij laten, om melk te verschaffen immers aan 't krijgsvolk!... Bij Jul. Delanotte's melken de Engelschen zelve ten anderen; ze mogen er destemeer gerust over zijn! Raadt of 't de boeren verwenschen. Doch we moeten 't ook àl zeggen. Niet iedereen 'n heeft zoo te klagen. 't Liegt meest nog aan Taalmans en Overheden. Er zijn Engelsche krijgsliên die stil en bezettig hun handen afhouden van alles, en die hen zouden dooddeelen in 't eten dat ze hebben. De engelsche legermannen zijn wel besteld van den kost Dit eten komt hun toe uit Engeland in kisten. - Voor vleesch, hebben ze veel ingeleiden osse, in blikken dozen, doorgaans een beetjen hooge gezouten. Zulke dozen krijgen ze in overvloed. Ze laten er achter ten allen kante. In 't begin zijn de Onzen er blij om geweest, en ze hebben getracht er wat te vergâren. Welhaast echter, van de danige veelte, 'n schenen ze hun nietmeer 't oprapen weerd. Toch zijn er anders die ze voortmaar verzamelen, omdat het een eerste goê kost is voor zwijns en voor hennebeesten, die er oprecht smakelijk in baardslaan. Dan, buiten dat dozenvleesch,hebben de Engelschen nog anderszins osse en dikwijls ook schaap, 'tgene hier toekomt bevrozen en insgelijks meer dan genoeg. - Hun brood is wit, vast, en door den band goed; maar schrap, uitnemende schrap zoodat ze er in de bakkerijen moeten bijkoopen. - Veel kaas, in groote stukken van een 20 kilo ieder, en wezenlijk niet kwalijk. - ‘Jam’ bij de vlete, van alle slag, | |
[pagina 162]
| |
lekker. - Voor drank, vele thee. - Ook veel ‘cigarettes’ bezorgd door het leger, ‘cut cake tobacco’ in dozen van 50 tot 100 gram, of anders in koekskens: kunstgeurend is hij, maar daarom niet àl evengoed. Wij we verkiezen den onzen, maar zij, ze 'n geren geen rookkruid als 't niet uit Engeland komt,... en zoo zijn zij in alles. - In alles, uitgeweerd lekkernijen. Daar loopen ze de winkels voor af: immers achter tweebak anders gezeid biscuit, chocolade, enz. - De Engelschman 'n is aan geen wijn, of 't en is aan zoeten witten en champagne; hij zit echter met smake aan den sterken drank, bovenal aan rhum en whisky. In den beginne 'n was er geen wet op alhier, en 't liepen veel dronkaards alsdan, zoowel van onder de groote als van onder de mindere mannen. - Van kleeren: die gasten zijn gekleed als een koning, weeldig en deugdelijk, met elk nog een regenkleed toe, en met waterleerzen daarbij, schoe-en-schacht uit één stuk, reikende tot aan de knie'n ookal zelfs tot aan den spriet; een vellen vest hebben zij, een goeden baai... 't en kan niet verbeteren. Wat de peerden betreft: onze boeren kijken daarop; jeugdig en onvermoeid nog, een heel verschil bij de fransche. 't Getuig is iets lijk voor Heeren, zoo schoone: kloek en gerievig. En uittermate veel zelfgerij: auto's, reis- en leurwagens, zijspannen, enz.; alzoo bij 't Roo Kruise, voor 't vervoer van gekwetsten, zijn zelden peerden te zien. 14n in Nieuwjaarmaand, donderdag. Wat meer gebommel weêrom. Bijna al de fransche schietmonden zijn nu vervangen door engelsche. 'n Droevige mare vandage: omtrent Dertiendag geweest, E.H. Reynaert, kapelaan te West-Nieuwkerke door een bomme gedood al van het klooster huizewaard gaande. God geve zijne ziele de eeuwige ruste.
('t Vervolgt) [A.V.W.] |
|