Biekorf. Jaargang 30
(1924)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
die bevriend om kwaad te doen, bij
volle vrecht hun donders lossen. -
- Wild geweld, bij
't laaiend wemelen van de lucht, en
't huppelen van de wereld. -
Deur de wolken
rood en slingerend slanggebroed, dat
allentom uit zijnen nest kruipt. -
Vreeslijk razen
dat zijn bommelend weêrwoord haalt uit
holde gangen,
onbekend en onbegrepen. -
O Sinaï, ge smijt uw gloedkleed,
gooit uw dreunkracht
over 't heelal. -
't Voorhang van Gods tempel scheurt; -
de sterren zelve zijn benauwd, en
luiken 't zientje van hun oogen. -
Angst ook onder 't rustig volk, dat
half bedwelmd,
schielijk zag den dag verschijnen
eer het dag wierd. -
O die nachtdag zonder zonne, en
toch vol licht en leven,
nachtdag met zijn donderblommen,
eendelijk glanzend,
ongezaaid en ongestengeld,
ongeblaard en ongemeten. -
Huiverend menschdom,
vat de leegte van uw rijk, bij
d'hoogte daar die boven u is;
ziet en voelt hoe klein ge wordt
bij 't machtig grootdoen
van Gods werken.
Nieuweappelle, vi-1924. A. Mervillie. |
|