geweest zijn (3). Ze zijn immers daartoe veel te hooge (4) geplaatst, ze benemen te veel plaats in den puntgevel (5), ze zwellen om zoo te zeggen buiten den puntgevel, zoodanig dat men niet enkel den gevel van den middenbeuk een meter boven de beukgoten heeft moeten optrekken alvorens den gevel puntig te beginnen afwerken, maar ook nog den buitenkant der bogen gedeeltelijk heeft moeten afkappen om het metsen van de windbergen toe te laten.
De kerk (6) is ook nooit hooger geweest dan nu, integendeel, er bestaan teekens genoeg dat vloer, deurbogen en muren allen gerezen zijn.
Op het zuidzijvensterken hebben wij ons bepaald tot een zeer beperkt onderzoek, maar alhoewel wij ondervonden hadden dat noch in het zuidvensterken, noch in het middenvensterken de neggen doorloopende waren, heb ik toch laten inkappen, aan 't opnemen van den boog ten noordkante van den middenvenster, tot aan ruim 't midden van den muur, dus zoowat 0.70 m. op 1.25, om te zien ja of neen, of daar een ijzeren balke lag dienend om klokjes te dragen. Welnu van eene ijzeren balke geen spoor (7).
Hier schijnen we dus voor een klein raadsel te staan. Geen balk voor klokken, geen doorloopende neggen, dus geen vensters, geen versiervensters als zijnde te hooge geplaatst (4), (en 'tzelfde geldt voor echte vensters, hunne plaats ware te hoog om de kerke te belichten, ze mijden het dak niet genoeg (5)), geen klokgaten (8) want de neggen loopen niet door, integendeel, de steenen van den muur zijn doorgemetst zonder kommer voor opening of venster. Wat dan?
Eenvoudig dit: In 1583 hebbende Geuzen de kerke gebrand (9). In 1595 is het nieuwe einde (10), 't oosteinde gebouwd. Middelerwijl zal eene voorloopige kappe (11) (in strooi voorzeker) het westeinde bruikbaar gemaakt hebben, gelijk nu na den oorlog, dank wat ijzeren platen. Na 1595 zal het oosteinde tot den dienst geschikt geweest zijn, gelijk nu overigens na den oorlog, terwijl men het westeinde weer herstelde. (Het houtwerk der