Biekorf. Jaargang 30
(1924)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
[Nummer 5] | |
Krabbendijke in ZeelandEene parochie van de abdij Ter DoestDE kroniek en de oorkonden der abdij van Ter Duinen toonen de betrekkingen aan dezer abdij met de talrijke vrouwenkloosters der Bernardijnen in Vlaanderen, waarover zij het toezicht op het bestuur uitoefende en biechtvaders aansteldeGa naar voetnoot(1). Daarentegen reppen de kroniek en de geschiedenis van Ter Doest geen enkel woord over de betrekkingen dezer abdij met de vrouwenkloosters der orde. Uit een enkele der vele oorkonden dezer abdij uitgegeven in het Cartularium van Duinen, kan men gissen, | |
[pagina 98]
| |
dat zij in verbinding stond met Bethlehem in Zeeland en Loosduinen in Holland. Reeds vroeger toonden wij aan dat Ter Doest in opdracht van den Abt van Cîteaux als Visitator was aangesteld over Loosduinen, totdat uit politiek een Hollandsche abdij hiermede moest belast wordenGa naar voetnoot(1). Groot was de invloed der abdij Ter Doest in Zeeland, waar het grootste deel harer bezittingen lag. Het Necroloog van Ter Doest, handschrift nr 395 in de Stadsbibliotheek te Brugge, bewijst duidelijk, dat de Zeeuwsche kloosters, Waterlooswerve bij Domburg en Bethlehem bij Elkerzee in Schouwen tot hunne verdrijving uit Zeeland door de Watergeuzen, 1572, door heeren van Ter Doest een biechtvader en een kapelaan, werden bestuurdGa naar voetnoot(2). Bethlehem vond een toevlucht te Damme, waar het nog een twintigtal jaren in stand bleef, zooals de pastoor Opdedrink uitvoerig mededeeldeGa naar voetnoot(3). Waterlooswerve, gesticht op het eiland Noord-Beveland door toedoen van Ter Doest, werd overgeplaatst naar Walcheren bij Domburg. Het Generaal kapittel van Cistercië gaf 1274 reeds aan de abten van Ter Doest en Ter Duinen de opdracht om te onderzoeken naar de geschiktheid der plaats, waar men het klooster van O.L.V.- Kamer in Noorddijk wilde overbrengen. Vóór 1300 was het verplaatst op Walcheren, en Waterlooswerve genaamdGa naar voetnoot(4). Luttel is van deze abdij bekend, zoodat sommige geschiedschrijvers twijfelen of zijin de 16e eeuw nog bestond. Uit de vonnissen van Alva blijkt dat 1566 gebeeldstormd werd in Waterlooswerve. Het Necroloog van Ter Doest vermeldt bovendien eenige confessors en ka- | |
[pagina 99]
| |
pelaans uit de 16e eeuw. Eerst op het einde der 15e eeuw begint dit Necroloog bij da namen der monniken hun ambten te voegen, vandaar dat men vóór dien tijd geen namen van confessors vindt aangeteekend. Toen 1572 Vlissingen in handen viel der Watergeuzen, die heel Walcheren plunderden en stroopten, moesten de Zusters van Waterlooswerve overijld de vlucht nemen, zooals die van Bethlehem. Waarheen? Naar Brugge? Tot nog toe vindt men geen spoor van haar toevlucht of verblijf in die benarde tijden. Hoe kariger de bescheiden zijn bewaard gebleven over de twee nonnenkloosters van Ter Doest, des te menigvuldiger en uitvoeriger zijn de bescheiden over de uithoven der abdij in Zeeland, Pilsbroek te Aardenburg, Grode of Grauw bij Hulst, Oosthoek, Kattendijke, enz. Vooral Monsterhoek en Krabbendijke in Zuid-Beveland, komen herhaaldelijk voor in de oorkonden. Krabbendijke was van groot belang en was een klooster gelijk, zoodat zelfs eenige oorkonden spreken van het ‘Claustrum van Krabbendijke’. Deze uithof in het begin der 13e eeuw door Ter Doest opgericht, sinds de heerlijkheid 1187 aan Ter Doest was geschonken, werd het centrum van de andere uithoven in Zeeland. De magister, later de rentarius van Krabbendijke was een gewichtig persoon, vandaar dat menigen van hen tot abt van Ter Doest zijn gekozenGa naar voetnoot(1). Toen in de veertiende eeuw de conversen of leekenbroeders door hunne onhandelbaarheid tot een zeer klein getal werden gebracht, vermeerderde het aantal der arbeiders op de uithoven en ontstonden in den omtrek arbeiderswoningen, buurten en weldra dorpen. Krabbendijke's uithof had weldra een drukbezochte kapel, die ten slotte tot parochiekerk werd ingericht. Wanneer het als parochie werd opgericht is niet juist te bepalen. In 1469 heet het parochiekerk in de rekeningen aan de Utrechtsche domfabriekGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 100]
| |
De bekende pastoors van 1488-1567 of '68 waren allen heeren van Ter Doest. Opmerkelijk is, dat noch de kroniek noch het werk van Van Hollebeke iets van de oprichting of bediening dezer parochie vermeldt, terwijl van de pastoors wel drie tot de abtswaardigheid in Ter Doest werden verheven nl. Martinus Weijts 1491, Petrus van den Driessche 1507, en Vincentius Doens 1550. Door het belangrijke werk van P.M. Grijpink, Register op de Parochiën, altaren, viearieën en de bedienaars, zooals die voorkomen in de middeleeuwsche rekeningen van den officiaal des aartsdiakens van den Utrechtschen dom (1e deel, Zuid-Beveland, 80-81) wordt de instelling der volgende pastoors bekend. Door overlijden van Wilhelmus JoannisGa naar voetnoot(1) werd ingesteld als pastoor te Krabbendijke, 1488/89, fr. MartinusWeyts. Door afstand werd hij 1491 opgevolgd. Martinus Weyts, van een machtig en adellijke familie te Brugge, werd door zijne medebroeders als abt gekozen om zijn groote talenten. Van Hollebeke geeft geen jaartal voor zijne benoeming of dood op. Hij bestuurde, zegt deze, meer dan 10 jaar en overleed 27 MaartGa naar voetnoot(2). 1491/'92 werd als pastoor ingesteld Petrus zoon van Johannes; het register meldt niet dat hij lid der abdij Ter Doest was of der orde van Cistercië. 1532/'33 werd wegens het overlijden van Dominus magister Petrus JohannisGa naar voetnoot(3), Petrus de Dreischer als pastoor van Krabbendijke ingesteld. Wegens de overstrooming betaalde hij aan benoemingsrechten slechts 6 schild en 12 stuiver. 1537/,'38 had Petrus van der Dreyscher ontslag genomen als pastoor van Krab- | |
[pagina 101]
| |
bendijke. Hij is wel dezelfde als Petrus van den Driessche van Saffelaere (Oost-Vlaanderen), leerling van de Bogaardenschool te Brugge, monnik van Ter Doest, die in ditzelfde Ter Doest den overleden abt Jan Huijssens van Axel 16 Aug. 1537 opvolgde. Hij overleed 27 Nov. 1549, oud 40 jaar. In de bouwvallen van Ter Doest werd zijn portret gevonden 't jaar 1624, nadien in de Bogaardenschool te Brugge bewaardGa naar voetnoot(1). In zijn plaats, 1537/'38, werd d. Johannes Sebastiani, monnik van Ter Doest, ingesteld als pastoor van Krabbendijke. Na een schrijven van den Proost van Utrecht, moest hij slechts 6 gulden betalen: de parochie was overstroomd. Hoelang hij pastoor was, is uit het register niet op te maken, waar trouwens een leemte is, want: 1559/'60 werd Wilhelmus Paludanus ingesteld als pastoor van Krabbendijke, wegens de ontslagname van Vincentius Doens, abt geworden van Ter Doest. Wanneer Vincentius Doens van St. Laureins bij Aardenburg, pastoor was geworden, is moeilijk te bepalen, daar zijn voorganger Joh. Sebastiani, als deze zijn voorganger was, niet voorkomt onder dien naam in het Necroloog. Vincentius Doens werd 1559 abt van Ter Doest: twee jaar later moest hij vernemen, dat na zijn dood zijne abdij aan het bisdom van Brugge kwam en hij de laatste abt zou zijn. Het aanschouwen van de verwoesting der eigendommen in Zeeland door den watervloed van 1570, en der abdij door de Watergeuzen 1572, bleef hem gespaard: hij overleed 30 April 1569. 1567/'68 werd door den dood van Wilhelmus Paludanus fr. Joh. van der Walle benoemd als pastoor van Krabbendijke. Een Wilhelmus Paludanus subprior der abdij overleed 8 Juli 1563 (Necroloog). Mogelijk is dat hij wegens de overstrooming niet kon verblijven in zijne parochie; en was dit misschien de reden dat eerst na vier jaar een opvolger benoemd werd? Joh.van de Walle nog onder de monniken van Ter Doest te Brugge, en | |
[pagina 102]
| |
kwam in rang op de twaalfde plaats. Wanneer hij overleed vindt men in het Necroloog nietGa naar voetnoot(1). In de 16e eeuw kwamen vreeselijke watervloeden het oostelijk deel van Zuid-Beveland teisteren. De overstroomde polders in 1530 en volgende jaren waren nauwelijks voor een gedeelte herdijkt of de nieuwe vloed van 1551 deed al de polders van Krabbendijke inspoelen, om slechts spaarzaam gedeeltelijk nog herdijkt te worden. Door den vloed van 1570 en den daaropvolgenden krijg, bleef heel Krabbendijke drijven, en maakte gedurende bijna een eeuw deel uit van het Verdronken land van Zuid-Beveland, waar zoovele dorpen verzwolgen lagen. Een klein gedeelte werd opnieuw bedijkt in 1595; dan 1655 volgde een grootere indijking zoodat er toen een nieuw dorp ontstond met kerk en protestantsche gemeente. Wanneer er thans een enkele katholiek woont, behoort hij tot de R.K. parochie Hansweert aan het kanaal van Zuid-Beveland.
A.J. Fruytier, O. Cisterc. |
|